Dylan live in concert

(17 okt 2022)  Als de band begint te spelen denk je nog even: de ster zelf komt zo direct pas oplopen, hij krijgt een mooie entree, zoals Lou Reed dat vroeger voor zichzelf organiseerde. Maar nee, hij is er al. Bob zit verscholen achter een piano die met de platte kant naar het publiek staat. En als hij begint te zingen houd ik even mijn hart vast voor de rest van de avond: de stem is zwak en onvast (en ook nog eens slecht versterkt), het euvel waar Dylan en zijn concerten al sinds decennia aan lijden. Soms. Maar soms ook niet. En zo’n avond wordt dit. Want al bij de tweede song trekt het stemgeluid bij en bij de derde zijn we aangekomen op het aangename niveau van een crooner die zijn liedjes zingt als een geheimzinnige waarzegger, de meeste langzaam en ballade-achtig, meestal donker van inhoud.

Een vijfmansband staat om hem heen, allen in het zwart gekleed en goed zichtbaar. De maestro zelf zit en staat buiten het licht achter de piano, waar hij af en toe ook nogal nadrukkelijk een soort solo op pingelt. Verdwenen is de vroegere Dylan met gitaar, staand achter een microfoon. Dit is een pure luister-Bob, alsof hij zijn publiek zegt: er valt niets meer te zien, concentreer je maar op de muziek. Vanaf onze hoge tribuneplaatsen kunnen we zijn koppie nog boven de piano zien uitsteken. Maar als je helemaal vooraan zit in de zaal, op de duurste plaatsen van de nieuwe Verti Music Hall, kijk je permanent aan tegen de wat slordig met zwart doek afgehangen achterkant van het instrument. Ik kan me voorstellen dat de dure kaarthouders daar niet zo blij mee zijn, maar als dat zo is laten ze het niet merken.

Integendeel. De zaal laat zich snel meevoeren op het gelijkmatige tempo van een concert dat de songs van Bob’s nieuwste, Rough and rowdy ways, combineert met enkele oudjes (‘To be alone with you’) in vrijwel onherkenbare nieuwe uitvoeringen. Nee, geen greatest hits, geen ‘Blowin in the wind’ of ‘All along the watchtower’, dat deed hij toch al nooit. Het maakt weinig uit. Deze Dylan van éénentachtig zingt ‘Crossing the Rubicon’ en betovert met dat vreemde, niet zo fraaie, introverte, maar volstrekt van zijn zaak overtuigde stemgeluid toch met gemak de uitverkochte zaal in Berlijn. Waarin niet alleen maar mensen van mijn leeftijd of nog wat ouder zitten, maar ook behoorlijk wat jongeren. De meesten hier zijn opgegroeid met deze zanger, songschrijver, geweten van een generatie, dwarskop, meester van de geheimzinnige tekst en Nobelprijswinnaar, die door de decennia heen consequent zijn eigen weg gegaan is en het altijd vertikt heeft om de publiciteit op te zoeken of zich te laten interviewen. Wat moet je nog zeggen over een fenomeen met zo’n zeggingskracht als Bob Dylan? Dat het soms moeilijk voorstelbaar is dat we hem nu werkelijk live in person meemaken, dat het echt de man himself is die daar achter die piano aan het zingen is.

Het mooiste moment komt dan ook wanneer hij na het zoveelste lied ineens opstaat en achter de piano vandaan loopt, naar het midden van het podium. Puur om zich te laten zien. Dan staat het Duitse publiek massaal op om hem toe te klappen. Dat is voor een Duits theater-  en concertpubliek ongewoon; normaliter blijft men juist langdurig zitten bij het applaus, zelfs als men razend enthousiast is. Opstaan, laat staan opspringen waar wij aan gewend zijn, wordt gezien als ongepast. Hier komt ineens een andere regel naar voren: als de meester zich eindelijk laat zien, dan kunnen we niet volstaan met een zittend applaus zoals na elk nummer, dan moeten wij ons ook voluit tonen. En zo gebeurt het, een paar keer. Dylan heeft er duidelijk plezier in. Hij loopt schuifelend, oogt breekbaar, hij is een oude man geworden.

Ik heb hem door de decennia heen een paar keer gezien. De eerste keer was bij het beroemde (eerste!) stadionconcert in De Kuip, eind jaren zeventig. Een energieke Dylan als voorman van een grote soulachtige band compleet met backing zangeressen, de tijd van Street Legal en ‘Sixteen years’. Dat herinner ik me als een goed concert. Van de volgende afleveringen staat me niets meer bij. En een jaar of tien geleden in de Heineken Music Hall was het wel erg matig. Alle aandacht ging toen naar het verbod op het maken van foto’s en hoe dat werd gehandhaafd: zodra er een telefoon omhoog ging schenen vanaf het podium scherpe puntlampjes als zoeklichten de zaal in, alsof God met bestraffende lichtvingers de boosdoener uit de anonimiteit wilde halen. Bij volharden kwamen er beveiligers tevoorschijn om de telefoon in beslag te nemen. Akelig gedoe; terwijl ik al dat fotograferen en filmen eigenlijk verschrikkelijk vind, kreeg ik van de weeromstuit de neiging om ook maar m’n telefoon omhoog te steken.

Dat was allemaal verleden tijd geworden in Berlijn. Bij de ingang werden alle mobieltjes in hoesjes gestopt en afgesloten met een beveiligingstag. Klaar is Kees. Heerlijk concert, waar je (ouderwets!) zit te kijken en luisteren naar wat er op het podium gebeurt – en niet naar een woud van schermpjes voor je. Laat ze dit overal invoeren, goed idee van de oude bard!

Het andere bijzondere moment, vroeg in het concert, had hier ook mee te maken. Dylan meende rechtsvooraan in de zaal (voor ons links) iemand te zien die toch een foto aan het maken was. ‘Ben je aan het fotograferen?’ vroeg hij scherp. En liep zoekend een stukje in de richting. Toen, schouderophalend mummelend teruglopend: ‘Dan zijn wij weg. Als er gefotografeerd wordt vertrekken we’. Even hield de zaal de adem in. Inderdaad was het fotoverbod overal aangekondigd, het is de concertpromotor die het praktisch moet verzorgen. En dus stond overal in de zaal security personeel opgesteld om de rijen in de gaten te houden, van voren en van opzij. Een aantal van hen spoedden zich naar de plek des onheils en wij wachtten gespannen of er een overtreder van zijn stoel zou worden gelicht. Die had op weinig sympathie kunnen rekenen. Want niemand twijfelde eraan of de grote Bob zou zijn woorden waarmaken en spontaan met band en al van het podium lopen. Maar er werd geen schuldige gevonden.

Dit was na zoveel jaren weer een goed Dylanconcert. Als hij na een stuk of twintig songs applaus neemt, staand temidden van zijn bandleden, zie je goed dat hij de kleinste van het stel is. En ook verreweg de oudste, zijn haar donker geverfd, bijna een teer mannetje om te zien. Maar niet om te horen. En geen moment bezig om het publiek te behagen. Het zal wel duidelijk zijn dat Dylan hoort tot mijn selecte groep absolute helden en ik was blij dat ik hem nog een keer in volle eigenzinnigheid kon meemaken. Mét stem.

Bob Dylan in Verti Music Hall, Berlin, 6 okt. 2022

  1. Jan Vorstenbosch

    Bedankt Jurriën, ik kom Dylan zo nu en dan tegen op de fiets, via de shuffle van mijn 12 jaar oude Ipod – en ik geniet elke weer. Deze prachtige beschrijving spaart me een kaartje voor het concert uit. Ik hang hem boven mijn bed.