Filmen en jagen (Cannes 2)

(21 mei 2024)  Ik ben drie keer uitgebreid op het filmfestival geweest, telkens in een andere hoedanigheid. Eerst als nieuwsgierige filmstudent, vervolgens als filmer. Die tweede keer was het drukst en het spannendst. Samen met klasgenoot en vriend Leo de Boer had ik plan en opzet gemaakt voor een documentaire over de grote Franse cineast Robert Bresson en zijn strenge, minimalistische filmstijl. Bresson was inmiddels over de 80 en in vergetelheid geraakt (dit was ruim voordat videotheken en dvd-boxen het oudere werk weer beschikbaar zouden maken), maar hij had ineens een nieuwe film aangekondigd, l’Argent, die in Cannes in première zou gaan.

Dat werd de basis voor ons filmplan. Het punt was alleen dat de oude meester steevast ‘nee’ zei op alle filmverzoeken en zich al sinds decennia niet meer liet interviewen. Daarom bedacht ik een opzet die zich op de films zelf richtte en als het ware om de maker zelf heen ging, zodat Bressons lijfelijke aanwezigheid niet per se nodig was. We hadden wat geld gekregen van de Nederlandse tv om het plan uit te werken, uitgebreide research gedaan en met tal van betrokkenen gesproken. Die ons dan telkens zeiden dat ze best mee wilden doen, op voorwaarde dat Bresson zelf ervan wist en het plan ook zou goedkeuren. En we hadden onze plannen, in keurig Frans vertaald, natuurlijk ook opgestuurd naar de cineast, ik had zelfs een paar keer met hem gebeld. Nee, hij wilde zich zeker niet laten interviewen. Maar bij het laatste telefoongesprek, toen hij de opzet bekeken had, werd hij enthousiaster en schiep ineens een opening: ‘We zien elkaar in Cannes en dan kunt u me ook een paar vragen stellen’.

Ik meen dat we het geld om de film daadwerkelijk te maken toen nog niet binnen hadden, maar we moesten en zouden natuurlijk naar Cannes. Er hing nogal wat van af. De verschijning van Bresson zelf voor de camera zou onze docu in een klap veel interessanter maken. Maar we moesten ontzaglijk zuinig zijn. Zo kwam het dat we aanvankelijk onze intrek namen in een door filmkennissen gehuurd appartement dat we gezamenlijk met hen zouden bewonen. We hadden een vol programma: alles filmen rond de première van l’Argent en dan nog dat beloofde interview met de man zelf. Maar toen we ’s avonds laat in ons verblijf aankwamen bleken onze slaapplaatsen vergeven aan vrienden en gasten, die geenszins van plan waren om ze af te staan. Het is de enige nacht dat ik op de tegelvloer van een wc geslapen heb. Cameraman Deen van der Zaken had al spontaan besloten een hotelkamer te zoeken, en dat deden Leo en ik daarna toch ook maar, al hadden we er geen budget voor. We moesten wel kunnen werken.

Vanuit de kleine telefooncabine van dat hotelletje probeerde ik contact te leggen met Bresson die inmiddels ook in Cannes was. Dat lukte eerst helemaal niet. Hij was er niet, nam niet op, later terugbellen, dat werk – en omdat ik ongerust werd dat het ook nog kon mislukken en onze reis helemaal in het water zou vallen, stelde ik voor om dan mijn telefoonpogingen maar te filmen. Dan hadden we tenminste iets in beeld, hoewel ik daar niet erg om stond te springen. Anders dan nu was in die tijd jezelf filmen eigenlijk not done, een paardenmiddel, het werd gezien als overbodige ijdeltuiterij: het ging immers niet om de filmer maar om het onderwerp en dat moest voor zichzelf spreken. We hebben het toch gedaan en gelukkig maar: de telefoonscènes met mijzelf in wisselende kleding (inclusief smoking!) belandden als levendig refrein in de film. Hoogtepunt is de keer dat ik Bresson eindelijk aan de lijn krijg en hij toezegt dat ik hem inderdaad EÉN vraag mag stellen. Nee, niet een paar, eentje slechts. Mijn verbaasde reactie leverde bij latere vertoningen een grote lach op, erg welkom in een verder serieuze en strak opgebouwde film.

De filmploeg in smoking. Joris van Ballegooyen geluid (m), Deen van der Zaken camera (r) foto: Leo de Boer

En zo kwam het dat ik op een kamer in het fraaie Majestic hotel Robert Bresson ten slotte een lange en complexe vraag voorlegde, die ik zelf niet graag terughoor: ik was er namelijk niet zo zeker van dat hij ook deze toezegging niet op het laatste moment weer zou intrekken, of die ene vraag gewoon met een kort ‘ja’ zou afdoen. Zo hadden we in elk geval een shot van hem van enige lengte, al luisterend. Maar het viel mee, Bresson gaf rustig antwoord en ik kon er ook nog een paar vragen achteraan stellen. De vraag die ik me als zinvolste herinner was of hij misschien een advies wilde geven aan jonge filmers. We hadden ons interview! (Zie de film De weg naar Bresson.)

Diezelfde vraag legde ik later voor aan Orson Welles, ergens op een zonnig terras. Want we waren niet alleen op Bresson aan het jagen in die Cannes-week, we deden ons best om meteen ook andere cineasten aan te spreken en te vragen of ze aan onze film wilden meewerken. Bijvoorbeeld met een korte statement over het belang van Bressons werk. Welles, niet echt een Bressonfan, kwam dat jaar naar het festival om mee te werken aan de prijsuitreiking en overhandigde later inderdaad de (gedeelde) speciale juryprijs aan Bresson en Tarkovsky. Enorm van omvang en goedgehumeurd, zat hij ons te woord op zijn terrastroon. Een advies aan jonge collega’s? Dat had hij wel: doe het niet, maak geen films! Want dan ben je eigenlijk de hele tijd bezig met andere dingen dan filmmaken; namelijk geld zoeken en organiseren. ‘Maar als je het toch niet kan laten… go ahead, do it’, lachte hij. Het interview kreeg geen plek in de film, maar het lukte ons wel om de vijf of tien (?) minuten te verkopen aan een buitenlands tv-station, zodat we ons budget weer iets konden opvijzelen. Waarmee we het gelijk van Welles’ advies nog maar eens bewezen.

Andrei Tarkovsky, Orson Welles en Robert Bresson bij de prijsuitreiking, Cannes 1983

Het was trouwens druk met Nederlandse filmbekenden, dat jaar in Cannes. Dick Maas liep er glimlachend rond; zijn debuut De Lift, waar ik nog aan mee had geschreven, was in Nederland een grote klapper geworden en werd nu internationaal verkocht. Nog breder was de glimlach van de producent van die film, Matthijs van Heyningen. En al dan niet in Dicks kielzog waren er een heel aantal vrienden en Filmacademiegenoten meegekomen. Ik had alleen nauwelijks tijd om met ze uit te hangen, ik was aan het werk.

We spraken verschillende filmers aan die daar rondliepen. Jean-Jacques Beineix, maker van het mooie Diva, was wel geïnteresseerd, maar toen zijn nieuwe film slecht ontvangen werd verdween hij snel. Zo had ik ook erg graag Bressonliefhebber Truffaut in de film willen hebben, al had hij ons al geschreven dat hij niet mee wilde werken. Op de trappen van het nieuwe Palais sprak ik hem toch aan en probeerde het voorzichtig nog een keer. Truffaut, een van mijn favoriete regisseurs, had ik al eens ontmoet bij een bezoek aan zijn filmset in een Frans stadje. Nu was hij winters ingepakt en met een pet op, hij leek kleiner en ouder geworden. Nee, hij wilde echt niet voor de camera, maar was wel geïnteresseerd om de film te gaan zien. ‘Maakt u hem dan met van die kleine ondertiteltjes, zodat ik het kan begrijpen?,’ vroeg hij me vriendelijk. Pas later begreep ik dat hij toen al gevolgen ondervond van de hersentumor die hem het jaar erna zou vellen.

Maar de intensiefste jacht richtte zich op de Russische grootmeester Andrei Tarkovksy, in Cannes aanwezig met zijn film Nostalgia. Tarkovsky stond bekend als uitgesproken bewonderaar van Bresson. Hoe het lukte om hem voor onze film te strikken is een verhaal op zich, dat ik nog wel eens zal vertellen. Ik deed in elk geval mijn best in het Italiaans, en probeerde me niet te laten afleiden door schimmige figuren in zijn entourage, die misschien wel van de Russische geheime dienst waren. Of door de ontstane rivaliteit tussen hem en Bresson, die beiden openlijk de Gouden Palm opeisten. Achter de schermen werd de soep minder heet gegeten. De rivalen gingen samen lunchen en daar schijnen wij, de Nederlandse docu filmjongens, ook even besproken te zijn. Misschien heeft Bresson wel een goed woordje voor ons gedaan.

In elk geval is die film er gekomen, inclusief deze beide reuzen van de cinema, en met Louis Malle (oud-assistent van Bresson) als zeer waardige Franse vervanger voor Truffaut. De film zou erg goed ontvangen worden, ging naar vele festivals, werd verkocht naar diverse Europese tv-stations en… in het volgende jaar uitgenodigd in Cannes! Maar dat wisten we toen allemaal nog niet. We waren aan het filmen en aan het jagen. Op het strand liggen? Vergeet het. Een andere keer misschien.

  1. Deen van der Zaken

    Mooi Jur!
    Geweldig leuk stuk, iconische belevenissen.
    oh ja, in Cannes sliepen we de 1e nacht- toch even corrigeren – in mijn auto, om ‘s morgens monter verder te jagen….
    Dank voor het inspirerende verhaal!
    Deen