(15 mei 2024) Ik was met de trein gekomen. In mijn rugzak een 16mm-kopie van een documentaire van George Sluizer, in een grote blauwe doos. Die wilde hij tijdens het festival vertonen aan geïnteresseerde potentiële kopers. Waarom hij de kopie eigenlijk niet zelf had meegenomen, in de auto? – geen idee, er was iets mee. Ik was twintig toen, filmacademiestudent in het derde jaar, en bracht de eerste helft van m’n stagejaar door als assistent van de cineast, die ik had leren kennen als regie-docent op de academie. Later vroeg hij me om zijn volgende documentaire te monteren – een grote eer én opgave – en toen was ik het hele stagejaar bij Sluizer Films onder de pannen. Maar terug naar mei, de rugzak en de filmkopie. Vaag herinner ik me dat er iets speelde met douane en invoerrechten; dit was in een tijd dat er nog daadwerkelijk een Franse grens was, waar ook echt gecontroleerd werd. Was het daarom beter dat ik de film meenam? Ik geloof niet dat ik erg zenuwachtig was voor een douanecontrole in de trein. En als het toch gebeurde zou ik naar waarheid zeggen dat ik een jonge aspirant filmer was en geen idee had dat je niet met een 16 mm kopie in je rugzak naar een filmfestival kon afreizen. Er stond trouwens ook iets tegenover: George had beloofd dat hij me op het festival kaartjes voor een paar films zou bezorgen. Dat was voor mij genoeg aansporing.
Want Cannes! We hebben het over de tempel van de auteursfilm, waar ik zo warm voor liep. De plek waar Antonioni, Fellini, Bergman en Fassbinder hun nieuwste films presenteerden en onbekende jonge filmmakers doorbraken met hun eerste films. Het was pure opwinding om de cinema op zijn top te kunnen meemaken. Ik aarzelde niet en bracht de 16mm-kopie ongeschonden naar de zonnige stad aan de Côte d’Azur. Geen controle, niks. Alleen bleek de camping waar ik m’n intrek nam met mijn kleine tentje (voor onderkomen was niet gezorgd) helaas een flink stuk buiten de stad te liggen. Ook daar was weer een mouw aan te passen toen ik een kennis van de Filmacademie ontdekte: Annick, Franse studente van een paar jaar boven mij, had er ook een tentje opgezet. En zij… had een auto! Zo begon mijn eerste bezoek aan het grootste en mooiste filmfestival ter wereld.
George hield woord. Hij bezorgde me kaartjes voor de dagvoorstellingen van een paar competitiefilms, waar ook de pers voor uitgenodigd wordt. De avondvoorstelling is de officiële; dan moeten de mannen in smoking komen – ook de fotografen zijn in smoking – en de vrouwen paraderen in mooie blote jurken over de rode loper. Bij de dagvoorstelling komt iedereen in zijn gewone kloffie en lijkt het meer op een gewoon fimfestival waar men voor de film komt en niet om gezien te worden. Ik had trouwens niets anders dan m’n studentenkloffie; pas bij latere bezoeken aan het festival heb ik voor een smoking gezorgd. Zo zag ik een paar competitiefilms (The day of the locust, Lenny, Galileo van Losey) die niet echt indruk maakten. Dat maakten andere films, op andere plekken, wel. En vooral alle ontmoetingen eromheen.
Want overal in het kleine stadje werden films vertoond. (Dat betekende toen: in een donker zaaltje, met een projector.) Ik zie nog hoe Pieter Goedings me op straat aanspreekt: ‘hier, dit moet je absoluut zien!’ Goedings was de vrolijke eigenaar van de nieuwe Amsterdamse bioscoop The Movies, waar uitsluitend de ‘betere films’ vertoond werden. En hij kwam ook wel op feestjes van de Filmacademie, daar kende ik hem van. De film waar hij me naar binnen praatte was van John Cassavetes, A woman under the influence, met de fantastische actrice Gena Rowlands. Hij had volkomen gelijk.
Zo liep ik door Cannes, van de ene vertoning naar de volgende, en maakte me het festival eigen. Ik zag de documentaire over Bruno der Schwarze, Es blies ein Jäger wohl in sein Horn, van Lutz Eisholz. Op zijn beurt voor Werner Herzog aanleiding om Bruno S. tot hoofdrolspeler te maken in twee van zijn speelfilms, te beginnen met Jeder für sich und Gott gegen alle, over Kaspar Hauser. Herzog beleefde dat jaar in Cannes zijn doorbraak, met deze film die eerder al in Rotterdam gepresenteerd was. Eisholz bleek nogal in mij geïnteresseerd en heeft me nog wel eens een kaartje gestuurd, maar daar had ik niet zoveel mee. Des te meer met de ontmoetingen met de hele entourage rond Herzog. George kende diens producent van een paar jaar daarvoor, toen ze allebei als Europeanen films in Zuid-Amerika draaiden. Zo kwam ik in gesprek met de aardige, prachtig hoogduits sprekende cameraman Thomas Mauch. Minder aardig was Herzog zelf toen ik me bij hem wilde aanmelden als regie-assistent – maar dat heb ik al eens beschreven. Onvergetelijk was het om Bruno S. mee te maken: deze man, die zelf een ellendige jeugd als verwaarloosd weeskind in tehuizen achter zich had, liet zich kennen als een zachtaardige volwassene met de oprechte openheid en naïviteit van een kind. Op de achterkant van een filmkrant stond de advertentie voor een of andere B-film, ik denk een spaghettiwestern: een tekening van een strop en ervoor een omhooggestoken arm met gebalde vuist. Filmreclame, maar Bruno nam het volstrekt serieus. Met zijn grote verbaasde ogen staarde hij naar het beeld en zei, dwars door het gesprek heen: ‘Is dit de hand van een arme man? Is dit de hand van een man die hoort bij de onderdrukte klasse?’ En keek ons dringend aan. De antwoorden ben ik vergeten.
Ik kwam binnen bij de allereerste vertoning van Sensations, seksfilm van de succesvolle, in Nederland werkende filmproducent Lasse Braun. Het was stampvol, porno was nog een beginnend genre. Maar saai, al die close ups van bewegende lichaamsdelen! Ik heb het niet uitgezeten. In de lift stond ik ineens tegenover Dustin Hoffman (van Lenny), een van de populairste filmacteurs van die tijd; wat was hij klein, nog een stuk kleiner dan ikzelf! In café Le Petit Carlton, waar de Nederlanders elkaar troffen, vertelden George en zijn vrouw, filmproducente Anne Lordon, over de nieuwe Antonioni, Profession Reporter. Over de receptie van de Nederlandse film, waar veel vaderlandse filmmakers verzameld waren, schreef ik een licht ironisch stukje voor Skoop en haalde me de grote woede van hoofdredacteur Du Mée op de hals. Ik schreef al een tijdje voor het filmblad en kende daardoor ook een paar filmcritici. Toen ik een paar van hen terugzag op het centrale terras voor het (oude) festivalpaleis en enthousiast ‘hallo’ zwaaide, stootte ik de juist passerende ober een dienblad met drankjes uit handen. Ik kon er echt niks aan doen, ik zweer het. Maar ik kan me ook niet herinneren dat ik me al te druk gemaakt heb over de gevolgen: een glas opgeraapt misschien? Later hoorde ik, van weer een andere criticus, dat mijn gedrag in Cannes was ‘opgevallen’. En niet in gunstige zin. Had ik ze niet moeten groeten, soms?
Misschien toch het mooist was de aanblik, ’s avonds, van de gevel van het oude Palais du Festival. Daar waren namelijk op een paneel de handtekeningen van de grootste cineasten aangebracht, in veelkleurig neon. Als een stralende eregalerij. Kurosawa stond er bij, Hitchcock, Fellini, nou ja, de groten. Ik heb er ademloos naar staan kijken. Het oude paleis zou in de jaren tachtig plaatsmaken voor een nieuw gebouw en werd daarna gesloopt. Van de namenwand heb ik later nog wel eens een foto gezien. Volgens mij is daar in de loop der tijd zelfs de naam van Sluizer in neon aan toegevoegd. Binnen de cinema kan je nauwelijks een groter eerbewijs bedenken. Maar op het web kan ik er helemaal niets meer van terugvinden. Zo lijkt het wel een hersenschim van mij, als filmafficionado. Maar dat was het niet, de handtekeningen waren er echt. Ik houd me aanbevolen voor tips van kenners om de neonnamen terug te vinden.
Een ding heb ik helemaal niet gedaan, bij dat eerste bezoek: zwemmen, of althans op het strand liggen. Het beroemde strand van Cannes, waar de fotografen zich traditioneel verdringen rondom sterren en starlets. Het kwam gewoon niet bij me op. Film, dat was voor mij geen strandstoel, maar de waarheid 24 keer per seconde in een donker zaaltje.
Jan Vorstenbosch
Weer een mooi stuk, Jurriën. Ik ben nooit in Cannes geweest en de ambiance is me volstrekt onbekend en veel namen ken ik ook niet, maar zo nu en dan valt er een titel en een naam waar ik me aan vast kan houden en jij trekt met je persoonlijke ervaringen en zelfspot mij op een leuke manier door het stuk heen. Bedankt maar weer,