(14 okt. 2016). (Puur toeval. Deze week wilde ik schrijven over Bob Dylan. Preciezer: over zijn virtuoze songteksten van midden jaren zestig. Krijgt hij gisteren ineens de Nobelprijs voor Literatuur! Een prachtig teken van erkenning voor iemand die zich toch buiten de eigenlijke literaire wereld bewogen heeft. Alweer lang geleden (vijftien jaar?) was er in de Melkweg een avond om Dylan officieel voor te dragen voor deze Nobelprijs. Dat was nog een soort van ludiek-opstandige actieavond van vooral middelbare bewonderaars, met als ondertoon ongeloof. Het zou vermoedelijk nooit gebeuren, Dylan in het bastion van de hele grote namen. En kijk nu eens. Trouwens een fraai gezelschap dat ze deze eeuw al bekroonden: Vargas Llosa, Modiano, Pinter, Coetzee, Jelinek en Dylan. Nu nog snel Kundera erbij en mij hoor je niet meer.)
I was riding on the Mayflower when I thought I spied some land… hahaha.
Dylan breekt de opname van zijn 115th Dream na één zin af, zo hard moet hij lachen. Dan start hij opnieuw en werkt zich foutloos in 6 minuten door de lange complexe tekst van 11 coupletten heen. Het is een spottend verslag van een soort herontdekking van Amerika, waar ooit de Pilgrim Fathers arriveerden op hun schip de Mayflower, die uitloopt op een kritische tocht door de Verenigde Staten van de jaren zestig. Zo belandt de verteller achtereenvolgens in de gevangenis, bij een demonstratie, in een restaurant en een bank.
They asked me for some collateral and I pulled down my pants
They threw me in the alley, when up comes this girl from France
Who invited me to her house, I went but she had a friend
Who knocked me out and robbed my boots and I was on the street again.
Telkens probeert hij hulp te vinden voor zijn maten die nog in de gevangenis zitten, maar, zoals het hoort in een droom, niks lukt. Alles in een enorm tempo, vol wilde sprongen en met sarcastische humor:
I went into a restaurant lookin for the cook
I told him I was the editor of a famous etiquette book.
The waitress she was handsome and wore a powder blue cape
I ordered some suzette, I said could you please make that crepe (crap)
Of deze:
The man said get out of here I’ll tear you limb from limb
I said you know they refused Jesus too, he said: you’re not him.
Tenslotte geeft de hoofdpersoon het op, vaart weer weg en geeft het stokje over aan een zekere Columbus die net aan land stapt.
Het lied komt uit de periode dat Dylan voortdurend schreef, dat wil zeggen aan de typemachine zat. Mooi vastgelegd in Don Pennebakers zwartwit documentaire Don’t look back (1967): terwijl zangeres Joan Baez verliefd naar hem zit te kijken is Bob de hele tijd aan het tikken. Het spuit eruit. En het is ook precies de tijd dat Dylan veranderde van een soloartiest met akoestische gitaar in de frontman van een electrisch versterkte band. Niks bijzonders zou je nu zeggen, maar midden jaren zestig van de 20e eeuw werd het door veel fans opgevat als een schandaal. De zanger van akoestische protestsongs stond voor hen symbool voor een complete levenshouding, van opstand tegen het establishment, het kapitalisme en het systeem. Volstrekt niet te verenigen met het idee van een rockband, met zijn associaties van populariteit, commercie en grootkapitaal. Dat rock en protest prima samen konden gaan zou pas later blijken. Ze vonden hem een verrader. Judas!, schreeuwt een fan tijdens de tour door Engeland. Het is goed te zien in Pennebakers film en nog veel uitvoeriger in de terugkijkdocu No direction home van Martin Scorsese (2005).
Gelukkig heeft Dylan zich er weinig van aangetrokken en is eigenwijs verder gegaan op zijn pad, dat hem tot extreem productieve liedjesschrijver en -zanger zou maken. Getuige allereerst de beroemde electrische platen, Highway 61 en Blonde on blonde, met hun lange en steeds ongrijpbaarder teksten. Wel trok hij zich zelf terug: niet alleen van live optredens maar ook in letterlijke zin. Hij verruilde de grote stad voor een jarenlang verblijf in het kunstenaarsdorp Woodstock. Ook daar, levend als vader van een jong gezin, bleven de songs komen. En ook na het mysterieuze motorongeluk dat hem maanden uit de roulatie haalde buitelden de liedjes in een stortvloed over elkaar heen. Samen met de Band zou hij er meer dan honderd opnemen in de kelder van hun beroemd geworden huis Big Pink. De teksten werden intussen korter en eenvoudiger, maar niets minder geheimzinnig.
Waar gaat Quinn the Eskimo over, Lo and behold, of Million dollar bash? Geen idee terwijl ik die teksten toch nagenoeg uit mijn hoofd ken. Of het korte, ijzersterke All along the Watchtower? Het doet er niet toe. Deze teksten zijn geen beschrijvingen meer, geen politieke aanklachten, ze zijn de letterlijke betekenis voorbij. Eerder zijn het stemmingen, impressies, gevoelsmatige waarschuwingen voor naderend onheil (Quinn?), profetieën misschien. Het zijn heel letterlijk gezongen gedichten en de schrijver ervan veranderde midden jaren zestig van een muzikale prozaïst in een dito poëet.
Ik citeer nog even Dylans bijtend compacte visie op opgroeien in de USA, van het album met de lach:
Oh, get born, keep warm
Short pants, romance
Learn to dance, get dressed
Get blessed, try to be a success
Please her, please him, buy gifts
Don’t steal, don’t lift
Twenty years of schooling and they put you on the day shift
(Subterranean Homesick Blues, 1965)
Jan Cremer vertelde eens laatdunkend dat hij midden jaren zestig de grote Dylan bezig zag in de studio en niet onder de indruk was. De tekst werd op het laatste moment in elkaar geflanst volgens Cremer, het was pure rijmelarij: wat rijmt er op ‘dream’, oké dan doen we steam. Hij zag een overschatte Sinterklaasdichter aan het werk. Het gaat er niet eens om of de anecdote op waarheid berust, Cremer heeft wel meer gefantaseerd. Maar wat hij overduidelijk niet kon vatten was dat Dylan bezig was het stadium te bereiken van meesterschap over de taal, van virtuoze beheersing. Waarbij het er nauwelijks nog toe doet welk woord hij toevallig kiest, of welke metafoor hij inzet – ze blijken zich te plooien naar de bedoeling van de meester. De taal zelf buigt mee, in handen van iemand die ermee kan jongleren naar goeddunken en dan altijd een kloppende uitgang zal vinden, die ook nog rijmt. Elke zin komt op zijn pootjes terecht, elk rijmwoord is goed. Het is taalgebruik in de hoogste versnelling.
Natuurlijk kon Dylan intussen ook nog een rustig liefdesliedje met een begrijpelijke tekst schrijven (I’ll be your baby tonight). En misschien nam hij later wel een album met simpele countrysongs op (Nashville skyline) omdat hij gewoon niet meer verder kon op het pad van de ellenlange volgepropte woordexplosies of van de compacte poëzie. De taal was inmiddels onderworpen en lag aan zijn voeten. Hoor hem ermee toveren en de woorden op hun plek vallen, toen en sindsdien, tot zijn recente Tempest aan toe.
Dit alles meende ik terug te horen in het korte lachen van Dylan, aan het begin van zijn 115e Droom. Het is niet voor niets aan de opname vast blijven zitten. Hij weet wat er gaat komen. Hij is ontspannen en verheugt zich, als een goochelaar voor zijn nieuwste grote truc. In werkelijkheid kan je daar een hele band horen lachen. En lachen ze eigenlijk om een gemiste muzikale inzet. Dylan start met de akoestische gitaar en merkt dan dat de band zit te slapen. Bij de volgende take vallen electrische gitaar, piano, bas en drums wel meteen in, zoals de bedoeling is. Het misverstand benadrukt op een leuke manier nog eens de overstap van akoestisch naar electrisch. En, zoals beschreven in Small town talk over Woodstock in de jaren zestig, het meeste gelach blijkt afkomstig van producent Tony Wilson die daarna voorstelt om take twee te starten. Ja dat kan allemaal wel zijn, maar ik blijf toch bij mijn intuïtie. Het is Dylan zelf die daar lacht. Omdat hij weet hoe goed hij is en al vermoedt hoe goed hij nog zal worden.
————-
Jenny
Taking the ovveierw, this post hits the spot