De JRMovieDatabase; 50 jaar films kijken

geplaatst in: Film & TV, Filmacademie | 0
het eerste blaadje

(27 okt 2022)  ‘Je filmsmaak die ontwikkelt zich nadat je een paar duizend films gezien hebt’. Zei ooit de grote Huub Bals, oprichter en directeur van het Rotterdams filmfestival Film International in een interview. Dat juist deze uitspraak van de hooggeschatte filmkenner bij mij zo goed is blijven hangen heeft een duidelijke grond. De geschiedenis van zijn festival (dat inmiddels vijftig jaar bestaat en allang een afkorting als naam heeft) liep gelijk op met mijn eigen bestaan als filmstudent, nieuwbakken filmliefhebber en fervente bioscoopbezoeker. Dat begon in het laatste jaar van mijn middelbare school, toen ik besloten had om toelatingsexamen te doen voor de Filmacademie, in de verwachting er documentaires te leren maken. Ik werd toegelaten en zag jarenlang erg veel films, vooral speelfilms, en bijna uitsluitend in de bioscoop, wat toen eigenlijk de enige mogelijkheid was.

Al die films heb ik genoteerd, tenminste.. verreweg de meeste. En niet alleen de titels; ik schreef op welke acteurs erin meespeelden, wie de camera gehanteerd had of het script had geschreven. Als ik ze erg goed vond kregen ze een uitroepteken achter hun naam. Maar vooral schreef ik op waar het over ging en of het me gepakt had en waarom. Ik maakte een verslagje per film. De enige spelregel was dat ik de film helemaal gezien moest hebben. Het noteren begon als suggestie van mijn schoolvriend P., die me ook een lijst gaf van speelfilms die ik absoluut gezien moest hebben om een kans te maken bij het strenge toelatingsexamen. ‘Moet je ze ook niet opschrijven, anders vergeet je ze misschien weer’, vroeg hij. Het leek me een goed idee en dus begon ik in een leeg notitieblok verhaaltjes te schrijven over de speelfilms die ik in hoog tempo bekeek, alsof ik door een nieuwe wereld reisde. In mijn kriebelige kinderhandschrift zat ik tijdens de les de film van de avond ervoor te beschrijven, te beginnen met de prachtige politieke film Z. Al snel stapte ik over op de (kwarto)blaadjes van mijn schoolmultoband – en zo ben ik het blijven doen, door de jaren en decennia heen. Ik wilde graag leren schrijven, en dit leek me een goede manier. Toen ik ontdekte dat er een Nederlands filmtijdschrift bestond, Skoop, ging ik serieus oefenen om mijn opmerkingen uit te bouwen tot heuse stukjes, zodat ik me zou kunnen aanmelden als medewerker. Ik bleef bijna tien jaar verbonden aan het filmtijdschrift, als filmcriticus, redacteur en zelfs eventjes hoofdredacteur.

Inmiddels vullen al die filmstukjes een paar verzamelmapjes, plús de oude multoband die steeds in gebruik is gebleven. De lengte van de bijdragen bracht ik terug, tot een standaard van zo’n drie á vier zinnen. Een verhaal navertellen is nog niet zo moeilijk, de film als geheel beschrijven gaat al een stap verder, maar het lastigst blijft steeds de compacte samenvatting. Ik keek met jaloezie hoe vooral Engelse en Amerikaanse filmschrijvers met een paar goed gekozen termen, lekker snappy, kritisch en soms in slang een film en zijn maker in één klap wisten te typeren, en probeerde daar een voorbeeld aan te nemen. Van de Franse filmkritiek van destijds was ik niet zo onder de indruk: breedschrijverij en gewichtigheid. Mij ging het er steeds om in woorden dichtbij de filmervaring zelf én bij de directe fysieke kant van een film te blijven – niet om er een gebouw van abstracties bovenop te stapelen dat vooral verwijst naar de geleerdheid van de schrijver zelf.

Met Skoop ben ik gestopt om zelf film, tv en theater te gaan maken, maar met het schrijven van die korte stukjes ben ik niet meer opgehouden. Af en toe probeerde ik dat wel, als ik er echt genoeg van had om zo keurig bij te houden wat ik zag; dan noteerde ik alleen de titels. Na een tijdje begon ik vanzelf toch weer met korte karakteriseringen gevolgd door een (mijn) mening. Samen met het internet kwam ook de IMDb, de onvolprezen database met gegevens van ontzaglijk veel films; dat maakte het noteren van medewerkers overbodig. Maar de rest niet. Ik kon er gewoon niet meer mee stoppen. Altijd met de hand op dezelfde multoblaadjes, die nog steeds te koop zijn. Routines laten zich nu eenmaal lastig veranderen. Het groeide uit tot een immense verzameling. Pas nu mijn handschrift redelijk onbruikbaar is geworden door een trilling in m’n pols ben ik overgestapt op de laptop en een Excelbestand. Het leek meteen een goede aanleiding om alles te digitaliseren, lekker overzichtelijk, vijftig jaar filmkijken en -beschrijven. En misschien zat er wel een soort filmgids in, iets waar anderen iets aan zouden kunnen hebben?

Ik heb er een jaar over gedaan, maar nu is het af: mijn eigen JR-moviedatabase! Vooral de langere stukken uit de beginjaren kostten veel moeite – teruglezen (doe ik niet graag), ernstig samenvatten, opnieuw formuleren, met behoud van de leuke zinnen en observaties van vroeger. Een berg werk waar ik nogal tegenop keek, ook omdat de multoblaadjes bijna per film allerlei herinneringen wakker maakten aan de tijd waarin ze geschreven waren, als een soort dagboek. Ongelooflijk wat je je plotseling herinnert over de bioscoop, een festival, de persoon met wie ik de film zag, hoe de zaal er uitzag. En wat er verder zoal in mijn leven speelde. Maar elke dag een uurtje en zelfs aan de grootste stapel komt een eind. Het idee van een filmgids voor anderen moest ik laten vallen: ik beschrijf namelijk vaak de hele boog van het verhaal en verraadt dus ook het einde, het zit werkelijk vol met spoilers. Waarom heb ik het dan eigenlijk gedaan, gezien al deze bezwaren en aarzelingen?  Ik had de handschriftnotities toch ook rustig kunnen laten zitten in hun mapjes, waar vrijwel nooit iemand een blik in heeft geworpen, (en ik ook niet).

Huub Bals

Eigenlijk hierom: ik was benieuwd geraakt hoeveel films ik nu eigenlijk gezien had, in die vijftig jaar. Indachtig de uitspraak van Bals, over de filmsmaak die pas komt na een paar duizend films. Je moet bedenken dat dat erg veel is. Het gemiddelde bioscoopbezoek in Nederland lag decennialang op 2, wat wil zeggen dat de gemiddelde Nederlander tweemaal per jaar een kaartje kocht. Later zakte dat zelfs naar 1. (Nederland is traditioneel een land met laag bioscoopbezoek. In Italië en Frankrijk lag het gemiddelde op 3 á 4). Natuurlijk worden dan ook baby’s en grijsaards meegeteld en zullen jongeren een stuk hoger uitkomen. En tegenwoordig zijn films zo alom aanwezig via streamingdiensten dat als je alle filmachtige series meetelt ook het Nederlandse gemiddelde veel hoger zal uitkomen. Maar dan nog: als je eens per week een film ziet, doe je er tien jaar over voor je bij 500 bent. En veertig(!) jaar voor je ook maar bij Huub’s ‘een paar duizend’ in de buurt bent gekomen. Zie je er elke dag één (wie doet dat?) dan duurt het nog steeds vijf en een half jaar voor je smaak tevoorschijn kan komen. Iedereen moet voor zichzelf maar eens nagaan hoe hij/zij zich verhoudt tot deze strenge Bals-maatstaf.

Welnu. Ik blijk ‘officieel’ op zo’n 4000 films te zitten; vrijwel allemaal lang en de meeste daarvan speelfilms. Omdat ik het zo precies opgeschreven heb weet ik ook dat er van alles niet genoteerd is: korte films, herhalingen, plus veel tv-documentaires en -portretten waaronder het baanbrekende Vpro-werk van de jaren zeventig. Ik denk dat het werkelijke aantal als je alles meetelt eerder in de buurt van de 5000 moet liggen.

Daarmee moet ik als ervaringsexpert langzamerhand ook iets over filmsmaak kunnen zeggen. En nu komt het: Huubs uitspraak blijkt (voor mij) volstrekt onwaar. Afgaand op mijn eigen stukken en stukjes vormde mijn filmsmaak zich razendsnel, al bij de eerste twintig of voor mijn part honderd films die ik zag. Films die ik toen prachtig vond, of geestig, of ontroerend, daarvan vind ik dat meestal nog steeds. Ik hield van een persoonlijke, vaak eenvoudige (auteurs)cinema, met alle mogelijke uitzonderingen voor goed vertelde, spannende, geestige of mysterieuze verhalen – en zo is het nog steeds. De grote Amerikaanse (of Nederlandse) publiekscinema was en is aan mij niet besteed en James Bond vond ik meestal stomvervelend en ook dat is niet veranderd. Hooguit is mijn focus hier en daar wat verschoven: van het romantisch optimisme van Truffaut ben ik wat opgeschoven naar de sardonische kijk van Chabrol, om maar wat te noemen. Maar dat heeft puur te maken met ouder worden en het opdoen van meer en andere levenservaring. Mijn filmsmaak, die al zo snel tevoorschijn kwam, werd zeker mede gevormd door het aanbod van Bals, zijn festival, de filmauteurs en de klassiekers die hij introduceerde. En toch moet ik nu zijn stelling drastisch corrigeren en herformuleren, als volgt:

‘Je filmsmaak die is er meteen, onmiddellijk, dat is iets heel directs, en strikt persoons- en temperament-gebonden. Wat door een paar duizend films heen kan veranderen ben jij zelf, je interesses, en mogelijk je temperament – en daarmee ook je voorkeuren’.

Wat ik ook wilde weten was of mijn vriend P. gelijk had met dat vergeten. Daarom heb ik het in Excel genoteerd als ik de film in kwestie compleet vergeten was (anno 2022), als hij gewist was uit mijn filmgeheugen. Het criterium daarbij was dat ik me er niets meer bij voor de geest kon halen, niet één beeld of sfeerimpressie. Natuurlijk kwam dat voor, in sommige periodes meer dan in andere. Maar met zo’n 1200 compleet vergeten films betekent het dat ik van elke tien films er drie compleet kwijtgeraakt ben. En zeven niet! Dat vind ik eigenlijk nogal veel aan herinnerde tot zeer vaag herinnerde films. Het is niet zo vreemd dat ik in de periode dat ik de meeste films zag, de Filmacademie en de Skoopjaren daarna, ook het meeste vergat; maar wonderlijk vond ik wel dat ik met name veel titels vergeten was van de paar keer dat ik langdurig op bezoek was bij Bals’ Film International (en er daar drie á vier per dag zag – dat is natuurlijk ook veel te veel voor een mens). En dan nog dit: bij zo’n compleet vergeten, ge-delete film bleek het niets uit te maken dat ik er achteraf een beschrijving van had. Die kon ik nu met belangstelling lezen, zonder dat het iets naders bij me opriep. Wèg is weg. En omgekeerd: bij veel, erg veel films was de titel alleen al genoeg om me het een of ander te laten herinneren. Vaak verbazend veel. Wat dit precies zegt over mij, deze films of mijn filmselectie weet ik niet en ik ga het ook niet uitzoeken. Maar het is wel alsnog een verlaat antwoord op P.’s vermoeden dat ik al die films anders zou vergeten: nee hoor, de meeste helemaal niet.

Maar eigenlijk gaat het niet om het vergeten of herinneren, het is de oefening van het beschrijven zelf die telt. Niet de verzameling, maar de handeling van het verzamelen. En nu ze hanteerbaar zijn geworden ben ik dubbel blij met de filmnotities. De JR-moviedatabase vormt een kleine schatkamer, hij bevat een compleet filmkijkleven. Ik zal er nog wel eens op terugkomen.

laatste handgeschreven notities