Die arrogante topmuzikanten

geplaatst in: de jaren '70, Film & TV, Kunst, Muziek | 4


(24 mrt 2025) De leukste films die ik de afgelopen tijd zag zijn allebei muziekfilms. Het is natuurlijk een mooi toeval dat vlak achter elkaar speelfilms uitkomen rondom twee van mijn allergrootste muziekhelden: eerst Bob Dylan in zijn jonge jaren (A complete unknown) en dan Keith Jarrett in de aanloop naar zijn beroemd geworden soloconcert in Keulen (Kölln 75). Voor elk stukje film over de beide heren kan je me sowieso wel wakker maken, maar dit zijn ook nog erg geslaagde speelfilms met een lekker en spannend verhaal – ik word er helemaal blij van. Misschien speelt daarin wel mee dat de teneur van het grote aanbod van (goede) speelfilms de laatste tijd niet erg vrolijk is (ik neem The Brutalist maar even als voorbeeld) en ook het Netflix-aanbod komt me voor als een lange thrillerserie vol misdaad-, samenzwering- of misbruikverhalen waar je wereldbeeld niet bepaald opgewekter van wordt. Ja natuurlijk, dat kan prima werken als entertainment, als aanklacht of als waarschuwing. Maar het is op den duur ook wel fijn om weer eens geconfronteerd te worden met wat mensen voor moois kunnen maken en aanrichten, in plaats van wat ze aan ellende aanrichten en elkaar aan lelijks aandoen. En dan heb ik het nog helemaal niet over de richting die de werkelijke wereld al enige tijd is ingeslagen richting autocratie, geweld en het recht van de sterkste. Ja, zeker moet daarover bericht worden en films gemaakt of theater, en boeken geschreven – maar het is wel erg lekker om je ook eens puur te kunnen verheugen in de medemens.
Over de Dylanfilm is al erg veel geschreven, wat kan ik er nog aan toevoegen? Ik kende het verhaal goeddeels, dat is voor Dylanfans gesneden koek, en ik ken ook al die platen en nummers, veel ervan uit m’n hoofd, maar dat deed niets af aan het feest van herkenning en opwinding om je aanwezig te kunnen voelen bij de artistieke geboorte van een muzikale favoriet. Ik vond het zo enorm goed gedaan allemaal, zo meer dan geloofwaardig, alsof je er zelf bij bent in het New York van begin jaren zestig en niets liever wilt dan daar zijn en dit meemaken. De armoede van de beginnende (muziek)kunstenaars, hun grote eigenwijsheid, hun bohemien-levensstijl die wij tien jaar later eenvoudig konden kopiëren. De twee krachtige vriendinnen, in werkelijkheid Suze Rotolo en Joan Baez, die Dylan helpen en bewonderen, maar hem toch niet blijvend aan zich kunnen binden. De liedjes, onsterfelijk, voor eeuwig in mijn hoofd gegrift, die hier door de acteurs zelf op volle kracht gezongen en gespeeld worden, niks op aan te merken. En dan Bob zelf die als een in zichzelf gekeerde sfinx recht naar z’n enorme succes loopt en dan opzettelijk van koers verandert om z’n onafhankelijkheid te bevestigen en claimende fans af te schudden. Een grote egoïst, ja, arrogant en op zichzelf gericht: maar ik hoef geen verhouding met hem, ik wil gewoon naar z’n songs kunnen luisteren.
Dat persoonlijke kenmerk geldt eigenlijk ook voor de excellente jazzpianist/componist/bandleider Keith Jarrett, naar wiens muziek ik nog veel vaker luister dan naar die van Dylan. Beide mannen hebben wel wat gemeenzaam, tenminste zoals ze in deze films afgebeeld worden: alleen, opzettelijk eenzaam, totaal geconcentreerd, grillig en ongrijpbaar voor de buitenwereld. En beiden hadden ze ook een waanzinnige output. Dylan (1941) is slechts een paar jaar ouder, maar de carrière van Jarrett (1945), wonderkind op de piano, nam pas wat later echt vaart op, in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Niet alleen werd hij toen wereldberoemd door zijn soloconcerten, en met name dankzij de dubbelelpee van het concert in Keulen, Jarrett leidde in diezelfde tijd ook een eigen Amerikaans jazzkwartet (met saxofonist Dewey Redman) waarvoor hij een enorm repertoire schreef, naast een Europees kwartet (met saxofonist Jan Garbarek) waarvoor idem dito, en vond tussendoor nog tijd voor uitstapjes naar mystieke en klassieke muziek. Jarrett was een waanzinnige bron waar de muziek werkelijk uitspoot, geschreven dan wel compleet geïmproviseerd zoals bij zijn soloconcerten. Dat hij daarna een tandje terugschakelde en met een jazztrio overstapte op het vrij interpreteren van standards was eigenlijk wel begrijpelijk – hoe kon hij nog verder gaan dan die uitersten die hij al verkend had? Ik beschreef al eens dat hij daar in zijn meesterschap een muzieklimiet bereikt had. Een soortgelijke positie bereikte Dylan als tekstschrijver/zanger na de tientallen liedjes die hij met de Band maakte, waarna hij ook even terugschakelde op simpele countrysongs (met Nashville Skyline).


Iets hiervan is zicht- en voelbaar in Kölln 75, maar het leuke van die film is dat Jarrett, met zijn nukkige stiltes en zijn rugpijn, hier helemaal niet de hoofdpersoon is. De film draait namelijk om de 18-jarige Keulse scholiere Vera Brandes, die zich clandestien tot concertorganisator opwerkt en met pure branie de nog niet wereldberoemde pianist weet te boeken voor een soloconcert in de grootste zaal van Keulen. Opgewekt en meeslepend laat de film zien wat er allemaal misloopt en hoe Brandes geholpen door haar vrienden zich door de tegenslag heen probeert te slaan. Gebaseerd op de herinneringen van Brandes zelf is dit een staaltje van ‘ongelooflijk, maar waargebeurd’: een brutale, doelgerichte jongevrouw blijkt de aanstichter geweest van wat het best verkochte piano-album aller tijden zou worden. De film, van de jonge schrijver/regisseur Ido Fluk, slaagt erin de liefde voor en de opwinding rondom deze muziek compleet op te roepen, zonder dat die muziek zelf de hoofdrol speelt. Van het Keulse concert is zelfs geen noot te horen! Fluk speelt een beetje leentjebuur bij films als Lola rennt en Notting Hill – maar wat kan het schelen als het zo prettig in het verhaal past? – en doet vooral z’n voordeel met het voorbeeld van The big short van Adam McKay: af en toe wordt de speelfilm stilgezet voor een korte, ‘documentaire’ toelichting, door een van de filmfiguren recht in de camera gesproken. Ik ga niet alles verraden, maar werkelijk schitterend is zo’n intermezzo, geënsceneerd tijdens een Jarrett-solo, waarin visueel en met titels wordt getoond hoe Jarretts aanpak een uiterste vormt in de ontwikkeling van jazz naar steeds grotere vrijheid. In mijn boek Filosofie van de jamsessie beschreef ik hetzelfde in woorden, maar deze levende en razendsnelle vorm is om jaloers van te worden. Zo krijgt het publiek ook nog wat (jazz)achtergrond mee en meer gevoel voor de betekenis van deze kunstvorm, zonder dat het schools wordt.
Erg leuk ook vond ik de figuur aan de zijde van Jarrett: zijn vaste producer, de Duitser Manfred Eicher, die zijn label ECM opbouwde rondom de pianist die hij vroegtijdig ontdekte en altijd trouw bleef. Ooit, laat in de jaren tachtig, stond ik in contact met Eicher omdat ik een docu over Keith Jarrett wilde opzetten. Hij las m’n brief, bekeek ook m’n Bressonfilm en had daar op- en aanmerkingen over… maar toen? Wat gebeurde daarna, waarom is dat plan niet verder gekomen? Vaag herinner ik me ineens dat Jarrett niets van een film wilde weten (net als Bresson trouwens, of Dylan) en daar is het bij gebleven. Zo zit je soms af te dwalen, zelfs bij een goede film. En dat is Kölln 75 zeker: een origineel en vrolijk verhaal over doorzetten, waarin voor somberheid geen ruimte is.

* Kölln 75 ging in première op de Berlinale en draait nu in Duitsland. Hij komt vast snel naar Nederland.

4 reacties

  1. Dina Damave

    Dank Jurrien voor je tip over Keith Jarret waar ik een fan van ben al sinds de jaren 70 Wim vond er niets aan wat mij verbaasde hoe gaat het overigens met dat project?Liefs Dina Dini voor jou.

  2. Jan Groen

    Dank voor deze nieuwsbrief Jurriën!
    Ik had (als groot fan van Keith Jarrett en het ECM-label) geen idee van deze film Kölln 75.
    Maar ik kan ook nergens vinden waar deze film te zien is. Kan je dat svp ook aangeven?

    Met groet,
    Jan.