Met de Stones het nieuwe jaar in

(28 dec 2023)  “I hear the sweet, sweet sounds of heaven” – zo begint het beste en meest spectaculaire nummer op het nieuwe Rolling Stones album Hackney Diamonds. Spectacuair niet alleen vanwege de medewerking van Lady Gaga, hoog boven iedereen uitzingend, en Stevie Wonder op piano, of door zijn lengte en de opbouw als een gospelachtig gebed – maar vanwege de inhoud, de tekst dus. Teksten zijn meestal niet het eerste waar je Stones-songs aan herkent of waar je ze om herinnert, maar hier is iets bijzonders aan de hand. Tenminste, dat vond ik, Stones-liefhebber van het eerste uur. De nieuwste productie van de inmiddels tachtigjarige rockers werd wereldwijd verwelkomd als een ‘return to form’ en ‘hun beste album sinds drie, dan wel vier decennia’ – maar ik denk daar toch iets anders over. Wat Hackney Diamonds bijzonder maakt is juist dat ze niet precies hetzelfde doen als vroeger.

Even een flashback. Ik groeide op in de tijd van de Beatles tegen de Stones, midden jaren zestig. Ik was voor de Stones, vond de Beatles maar slap en zoetig (vind ik niet meer). Elke zaterdag zat ik met mijn zus aan de radio gekluisterd om van Herman Stok te horen wie er deze week bovenaan stond in de Hitparade. Bij nummer twee wist je het al: Ticket to Ride (Beatles) stond nog steeds bovenaan, Satisfaction kon er niet overheen komen. Balen. De eerste singletjes die ik kocht waren van de Stones – Ruby Tuesday, Get off of my cloud, Have you seen your mother baby, ik heb ze allemaal nog – en toen ik geld genoeg had voor een elpee (langspeelplaat) werd dat Her Satanic Majesty’s Request. Geen fantastische plaat en het was misschien niet eens zo erg dat mijn hondje juist dat vinyl gebruikte om zijn tanden op te scherpen. De Stones dat was een band van liedjes, ruig en ritmisch, maar toch popliedjes, passend binnen het gangbare formaat van maximaal drie minuten. Ik verloor ze even uit het oog, toen kwam er een Stones-concert op tv, vanuit de Marquee in London geloof ik, en ineens was het een band geworden van dampende rhytm and blues nummers, soms uitgerekt tot dubbele lengte, met gitaarsolo’s en een gierende sax. Wat wil je ook, met Mick Taylor en Bobby Keys in de gelederen. De gouden Stonestijd was aangebroken, met een serie prachtalbums op rij en een hele reeks onverwoestbare nummers die ze nog steeds spelen, soms opgerekt tot meer dan tien minuten. Vanaf hun optreden in de Amstelhal ben ik bij elke Stonestournee die Nederland aandeed wel naar een concert geweest, soms twee keer, er is geen band die ik vaker live gezien heb. Pas in de loop van deze eeuw werd de prijs voor een kaartje (staanplaats!) me langzamerhand te gortig. Dan kon je eigenlijk net zo goed naar een van hun vele concertfilms gaan, bijvoorbeeld in het IMAX-theater, en daar heb ik dan ook de meeste van gezien.

Ik ken dus ook uit eigen ervaring de telkens terugkerende vraag: zijn ze nog steeds goed, of zijn ze aan het inzakken, dan wel bijkomen van drugsverslavingen of uitproberen van nieuwe gitaristen? In de jaren zeventig deed elke nieuwe Stones-elpee ertoe en werd met zowel verwachting als scepsis ontvangen. Kon het nog wel zo goed worden als Sticky Fingers? Toen al hoorde je over een nieuwe (Black and blue) de mening dat ze nu ‘echt op hun retour’ waren, maar dan werd hij een paar jaar later alsnog erkend als volwaardig lid van de verzameling. Zo ging het steeds, het bleven natuurlijk wel de Stones. Zelf vond ik Emotional rescue een complete tegenvaller en verkocht hem uit pure nijd. Mijn eerste vriendin was net als ik Stones-liefhebber en gelukkig waren we het eens dat het verguisde Dirty Work gewoon weer een goede, lekkere Stonesplaat was. Dat  soort albums zijn ze zeker tot in de jaren negentig blijven maken: met altijd een paar erg goede songs – vaak ballads – omringd door matige, routineuze rock die gaandeweg formule-achtig begon te klinken. Maar wat wil je ook, van een stel zeer welgestelde mannen op leeftijd met gezinnen en kinderen en kleinkinderen – dat ze nog steeds klinken als de vrijgevochten anarchistische jongens die tegen de wereld aantrappen? Stonesmuziek, zoals veel popmuziek, moest het hebben van woede, plus melancholie. De woede wordt minder urgent. En gaat dan gemaakt klinken.

Dat is ook weer zo op Hackney Diamonds. Uptempo kwaaiige rocknummers met titels als Bite my head off, Mess it up of Live by the sword kan je rustig weer vergeten. Ze kunnen voortaan door de Stones-AI gemaakt worden. Maar tussendoor, als ze gas terugnemen, wordt het interessant. Als Jagger halverwege nadrukkelijk zingt:

    I’ve got to take a break from it all

    I just need some peace from the storm (Dreamy Skies)

Jazeker, natuurlijk. En nog zo’n waarschuwing:

     You’re driving me too hard

Waarna de grote motor Keith Richards, met zijn zwakke stem, zich in ‘zijn’ vaste solonummer ineens afvraagt:

     Is my future all in the past / Just tell me straight

Dit zijn wel mannen die intussen de tachtig bereikt hebben. En die twee jaar geleden hun vaste anker verloren, drummer Charlie Watts, mede bandlid van het eerste uur. Natuurlijk maken ze zich druk om de dood, die zich ook voor hen, ongelooflijk rondspringende volhouders, eens gaat aandienen. Charlie mag hier nog op twee songs meespelen, maar van de Stones moet je geen sentimenteel eerbewijs verwachten. Het echte eerbewijs komt met het voorlaatste nummer, Sweet sounds of heaven, en draait verrassend genoeg uit op een waar Stones-credo.

Zoete zachte klanken zijn het die uit de hemel klinken, geen bedreigende. Maar Mick wil ze niet achterna gaan. Dit wordt geen grote verzoening met het onvermijdelijke, zoals in Curtis Mayfields monumentale People get ready. Integendeel.

     No, I’m not going to hell, in some dusty motel/

     and I’m not going down in the dirt

     I’m gonna laugh, I’m gonna cry/ Eat the bread, drink the wine

Jagger vindt juist een nieuwe kracht in al die hemelse tonen:

     Let the music play loud, let it burst through the clouds (..)

     Let us sing, let us shout / Let us all stand up proud/

     Let the old still believe that they’re young

Let vooral op de laatste zin.

Dit bevalt me aan mijn oud geworden helden. Niet dat ze terugkeren naar een vorm of tempo uit hun jeugd, maar dat ze laten doorschemeren dat ze echt wel weten hoe laat het is. Dat ze oud zijn. En dat ze daar vervolgens dikke maling aan hebben en meeslepend als in een psalm oproepen om het leven te omhelzen en uit te putten. In een jaar waarin ineens bijzonder veel bekenden van me, vooral uit de theaterwereld, gestorven zijn, ook nog eens gruwelijke oorlogen woeden en een ontmoedigende politieke richting is ingeslagen – vind ik dat een boodschap om je aan op te trekken. Ik wens mijn lezers een goed 2024 toe, vol van de energie van de Rolling Stones.