Duitse Berichten 16 – Chemnitz beeft, Duitsland trilt na

geplaatst in: Duitsland, Geweld, Maatschappij, Politiek | 0

(30 aug 2018)  Geen Monty Python vergelijking meer en ook geen ironie, of zoals de Duitsers zeggen Schluss mit lustig. Het is ernst geworden met het rechtsextremisme in Saksen. Het incident met de absurde demonstrant en de bedreigde persvrijheid in Dresden is nog nauwelijks tot rust gekomen of het wordt alweer weggedrukt door een ware uitbarsting van rechtsextreme straatintimidatie.

Locatie: Chemnitz, stad op drie kwartier rijden van Dresden, vroeger Karl Marx Stadt geheten en een van de weinige plekken in de voormalige DDR waar nog communistische straatbeelden te zien zijn. Een nachtelijke ruzie na het Stadsfeest loopt uit op een steekpartij, met een dode en twee zwaargewonden. Zodra bekend wordt dat de vermoedelijke daders asielzoekers zijn (een Syriër en een Irakees zijn aangehouden, overigens nog steeds als verdachten) grijpen ultrarechtse groeperingen en voetbalhooligans deze dood aan om openlijk en razendsnel te mobiliseren tegen buitenlanders. Met zijn honderden trekken ze zondagmiddag door de binnenstad van Chemnitz en maken daarbij jacht op iedereen die er buitenlands uitziet. Sommigen worden getrapt en geslagen. Ze scanderen Ausländer raus en ‘voor elke dode Duitser een dode buitenlander’. We zien een heuse posse en het begin van een pogrom. De politie heeft nergens mee gerekend en staat een tijdje zwaar onderbezet toe te kijken.

Dat is erg genoeg. Maar een dag later, als er uitgebreid in de media over bericht is, krijgt het een vervolg. Geschatte zesduizend rechtsextremen reizen naar het centrum van Chemnitz, ditmaal voor een officieel aangemelde demo. Het thema blijft hetzelfde: ‘de buitenlanders hebben het gedaan!’ Aan de overkant van de brede straat staan zo’n vijftienhonderd tegendemonstranten tegen hen in brullen. De politie is wel aanwezig, maar blijkt opnieuw onderbezet. Een paar honderd agenten moeten de partijen gescheiden houden. Het is een klein wonder dat het in de Brückenstrasse niet compleet uit de hand loopt, pal voor de monsterlijk grote kop van Karl Marx die zich de dictatuur van het proletariaat toch anders had voorgesteld.

(Ik ben geen Chemnitz-kenner, alleen deze straat ken ik goed. Aan het hoge brede terras pal tegenover het Marx-beeld lag een café waar ik regelmatig kwam om er mee te spelen op de wekelijkse jamsessie. De jam is al een tijdje gestopt, en het café is intussen gesloten. Het was een klein lichtpuntje in de desolate betonwoestijn die het centrum van Chemnitz vormt. Arme stad.)

Maar ook zonder massale vechtpartij is het erg genoeg: dit falen van de rechtsstaat, dit spierballenvertoon van extreem rechts op twee achtereenvolgende dagen, hun aanvallen op de politie, het openlijk brengen van de Hitlergroet (een Straftat en een enorm taboe in Duitsland) en natuurlijk het lastig vallen en bedreigen van journalisten. De volgende dag is ‘Chemnitz’ vanzelfsprekend het grote thema in alle kranten. Ik weet dan dat het binnen enkele uren ook Nederlands voorpaginanieuws zal zijn, met name dankzij de snelle en attente verslaggeving van de Volkskrant (Sterre Lindhout). Voor de verandering gaat het ditmaal niet over de stad, wel over de deelstaat waar wij wonen. En waar een grote meerderheid van mensen steeds dieper zucht, zonder enige lach.

Zoals gebruikelijk bij zulke gebeurtenissen wordt snel gezocht naar de verantwoordelijken en vraagt men om ‘maatregelen’ en ‘consequenties’. Zodat wij als burgers en nieuwsconsumenten niet bezorgd hoeven te blijven en ons vreedzame leven kunnen voortzetten. Dus komen de autoriteiten onder vuur te liggen. Waarom reageerde de burgemeester alleen op de woedende burgers en zei ze geen woord over de steekpartij die eraan voorafging? En zeker heeft de politie allerlei steken laten vallen. Al ligt de reden voor de hand: personeelstekort, jarenlange bezuinigingen. (En ook ultrarechtse sympathie? Intussen lekte het arrestatiebevel voor de Irakese verdachte uit naar een rechtse actiegroep en werd openbaar. Dat moet bij de politie vandaan komen). De Saksische regering maakt weer een zwakke indruk. En de hier eindeloos regerende CDU heeft veel te lang angstvallig weggekeken van de radicalisering aan de rechterkant, natuurlijk. Maar we moeten toch ook naar de andere kant kijken, van de bevolking. Op dat punt aangekomen wordt in de berichtgeving een loodzware moeheid voelbaar. Hoe is dit toch mogelijk? Hoe kan het dat in een welvarende stad als Chemnitz, economisch in de lift, of in een boomende bondsstaat als Saksen, zo’n enorm potentieel bestaat voor ultrarechts, voor racisme en xenofobie en voor nazi-sympathieën die zelfs openlijk beleden worden? Is hier nog wel kruid tegen gewassen en welk kruid dan?

Wat de rechtse demonstranten ongetwijfeld niet wisten wordt de volgende dag bekend: de vermoorde dertiger Daniel had zelf buitenlandse wortels. Hij was een Duitser met een Cubaanse vader en een donkere huidskleur. Zijn boezemvriend, ook een ‘Cuba-duitser’, spreekt zich duidelijk uit: ‘de rechtsradicalen die hem nu als aanleiding gebruiken, daar moesten wij vroeger mee vechten omdat ze ons niet Duits genoeg vonden’*. Tot zover de ironie.

Voor de komende dagen staan in Chemnitz al zes verschillende demo’s gepland, vooral kwaad rechts heeft de smaak te pakken. En vandaag bezoekt minister-president Kretschmer (eindelijk) de stad om met ‘de bevolking te spreken’. Hij maakt bepaald geen sterke indruk als hoeder van de democratie. Bij persmomenten heeft hij geen enkele stevige zin ter beschikking, bijvoorbeeld over het handhaven van het geweldsmonopolie, of dat criminelen vervolgd worden ongeacht hun afkomst. Hij wekt de indruk van een staatsman die nauwelijks tegen zijn taak is opgewassen en hoopt dat het schip zichzelf zal sturen. Dat zal het niet. De vrije en democratische rechtsstaat overleeft niet vanzelf als hij niet actief ondersteund wordt, door bestuurders en politie. En door de bevolking zelf.

Intussen hebben de commentatoren aan weerskanten hun stellingen betrokken langs de aloude scheidslijn tussen links en rechts. Zoals dat in vergelijkbare gevallen ook in Nederland gebeurt. Wat ik mis in de emotionele besprekingen is een rigoureuze verdediging van de beginselen van de rechtsstaat door alle politieke partijen, die er namelijk zelf hun bestaansrecht aan danken. Essentieel daarbij is het geweldsmonopolie voor de staat, gekoppeld aan een basishouding van tolerantie bij de burgers onderling. De rechtsstaat draait allereerst om het voorkomen van (burger)geweld, zoals ik hier al eerder schreef. Als vormen van eigenrichting oogluikend worden toegelaten raakt de rechtsstaat op het hellende vlak. De staat zal de moed moeten opbrengen om alle openbare geweldplegers (allemaal, van welke afkomst dan ook) tot tegenstanders en criminelen te verklaren, anders zal er niets wezenlijks verbeteren. Maar vermoedelijk zijn ze bang voor de gevolgen van zo’n opstelling. Een angst die de tegenstander als een roofdier ruikt en gebruikt.

Ik benijd ze overigens niet, de mensen die namens ons allen de openbare ambten bekleden. En ik zal minder ironisch gaan schrijven over wat hier gaande is, daarvoor is het te ernstig geworden.

 

Impressies van de eerste dag en van de tweede.
* Sächsische Zeitung, 29.08.2018