Muziekverwondering

geplaatst in: de jaren '70, Muziek | 0

(18 nov 2023) “We moeten geld geven voor Eddie Blackwell, doe je mee?” Een vraag van mijn oudere vriend Ton, jazzfanaat en bewoner van een romantische zolderkamer vol met jazzplaten, waar ik een tijdlang graag op bezoek kwam. Ik was vijftien, zestien toen, kind van de popmuziek van de jaren zestig, opgegroeid met de Beatles en de Stones. Van jazz wist ik ongeveer niks. Jazz, nog tot halverwege de jaren zestig de populaire dansmuziek van jongeren, was ruimschoots weggespoeld door de volgende mode, die bouwde op zang en de electrische gitaar. Ton gooide voor mij de deur open naar een complete wereld die in mijn nog jonge hoofd eindeloos oud en ver weg had geleken, maar in feite nog compleet leefde. Monk, Miles, Coltrane – van de helden van de jaren vijftig was alleen de laatste niet meer in leven. En dan had je Archie Shepp, tenorsaxofonist met een diep warm geluid, een soort adoptief zoon van de grote Trane, revolutionair en voorman van de free jazz. En zo was er nog veel meer van deze muziek, die vooral draaide om de sax, dat prachtinstrument, en de piano.

In die dagen werd in de Rotterdamse Doelen het Newport Jazz Festival georganiseerd: de grote namen van de Amerikaanse jazz kwamen even naar Nederland. (North Sea Jazz bestond nog niet) Ton en zijn club van jazzvrienden hadden kaarten gekocht, ik kon achterin het kleine Renault bestelbusje meerijden. De truc was dat de kaarten niet afgescheurd werden, maar alleen bekeken. Dus ik wachtte in het busje, Ton kwam wat later teruglopen (‘ik ben iets in de auto vergeten’), had twee onafgescheurde kaarten bij zich en zo kon ik met hem mee naar binnen lopen. In de zaal zocht ik snel een vrije plek op, en klaar. Daar zag ik Monk, humeurige oude man vanachter de piano flirtend met een voluptueuze donkere vrouw in de coulissen. En Dizzy Gillespie, trompettist, met zijn vrolijke blik en ongelooflijk opzwellende wangen. Maar veel meer indruk maakte het concert van saxofonist Ornette Coleman en zijn kwartet: dit was muziek zoals ik nog nooit gehoord had, vreemd, ongeregeld en altijd intens. Behalve sax speelde bandleider Coleman ook viool, en naast hem stond, vrij ongebruikelijk, nóg een saxofonist, de fantastische Dewey Redman die later in dat decennium de vaste sideman in Keith Jarrett’s kwartet zou worden. Ook niet gek was de in de alternatieve jazz beroemde bassist en activist Charlie Haden. Maar de top in dit stelletje meesters van de schijnbare anarchie was voor mij de drummer, Ed Blackwell. In mijn herinnering een smalle man, maar een powerhouse achter de drums, met een kennelijk gemak heersend over trommels en bekkens. Het indrukwekkendst vond ik hoe Blackwell af en toe met zijn rechterhand in één slag alle trommels langsging alsof het er slechts eentje was – de vakuitdrukking hiervoor ken ik niet, maar ik zat er met open mond naar te kijken. Het was een van mijn eerste free jazz concerten en meteen een van de beste.

Niet veel later vroeg Ton me om die bijdrage. Blackwell, toen in de veertig, bleek een gevaarlijke nierziekte te hebben, maar hij kon de operatie niet betalen. Het bericht stond waarschijnlijk in een van de jazztijdschriften die Ton las, misschien hadden zij ook wel de inzameling georganiseerd. Ik was niet bepaald rijk, als scholier of beginnend filmstudent, ik had een beetje zakgeld en meer niet. Maar ik heb geld gegeven, een tientje denk ik (guldens), wat toen best een aardig bedrag was. Je kon er ook een plaat van kopen. En Ed Blackwell is inderdaad geopereerd en heeft daarna nog jaren muziek gemaakt op het hoogste niveau, ik heb hem alleen nooit meer live gezien. Maar de nierproblemen verdwenen nooit helemaal en leidden uiteindelijk tot zijn te vroege dood in 1992. Behalve een goede herinnering heb ik er vooral het beeld aan overgehouden dat een muzikale grootheid onvermoed kwetsbaar blijkt. Deze mannen waren in hun eigen land kennelijk blootgesteld aan complete onbeschermdheid. Helden waren het voor ons. Maar wel zonder medische verzekering, of voldoende geld om een operatie te betalen. Natuurlijk deden wij mee, zeker wilden we helpen. Een beetje zoals de Franse jazzfan in de mooie film Round Midnight, die zijn held de Amerikaanse tenorsaxofonist Dale Turner (gespeeld door Dexter Gordon!) in zijn eigen huis opneemt om hem te steunen in zijn gezondheids- en alcoholproblemen. Zo leverden wij onze kleine bijdrage voor Eddie Blackwell, de man die alle trommels in een keer nam. En ik zou het zo weer doen. Voor Keith Richards zullen ze het niet zo snel vragen, die kan het zelf betalen. Maar de jazzgrootheden hadden hulp nodig. En je helden moet je in ere houden.

“Moet je dit horen” zei Paul en zette een nieuwe plaat op. Het zal op zijn kamer geweest zijn, of woonde hij al op zichzelf? Paul was een paar jaar ouder dan ik en niet een heel goede vriend. Maar ik kende hem van een gezamenlijke doorgebrachte ‘werkweek’ in Frankrijk, waar we aan fotografie deden en in de donkere kamer zelf onze films ontwikkelden en afdrukken maakten. Dat kon hij goed en snel. Paul reed ook al auto, dus hij moet achttien geweest zijn, en scheurde met ons door Briançon, naar en van de doka. Altijd breed lachend, overmoedig, happy go lucky. Toen ik hem veel later weer tegenkwam handelde hij in schilderijen. “Ja, ik weet niks van schilderijen”, zei hij vrolijk “maar ik handel erin”. En toonde me een kofferbak vol ingelijste schilderijen.

Dat doet er allemaal niet zo veel toe voor deze muzikale herinnering die zo lang is blijven hangen. Want hij draaide voor mij het nummer I heard it through the grapevine, in de uitvoering van Creedence Clearwater Revival. En dat bleek eindeloos lang te zijn. Sowieso al een erg lekkere song, maar het bijzondere, het unieke, het nog nooit vertoonde dat was die lengte. Het nummer stopte niet, na een minuut of drie, vier, oké soms vijf. Het ging gewoon door! In mijn herinnering besloeg het zelfs een hele plaatkant, maar dat klopt niet, het zijn elf minuten. Dat was in die tijd, op dat moment, voor ons jonge volgers van de popmuziek nog volstrekt nieuw. Paul wist dat natuurlijk en zat geduldig te wachten op mijn stomverbaasde reactie: hè, stopt het niet, gaat het nog verder? Zit er geen eind aan? En wat een lekker nummer intussen, met die pompende baslijn en die gitaarsolo, door al die minuten heen.

      Oeh, I bet you wondered how I knew

Ik had overigens geen idee waar het lied over gaat: een man heeft gehoord dat z’n vriendin een ander heeft.

      You know that a man ain’t supposed to cry / but these tears I can’t hold inside

Ik wist ook niet dat die grapevine een staande uitdrukking was voor iets als gerucht horen. Dus dacht ik lange tijd dat de zanger iets gehoord had in zijn boomgaard, waar het volstond met wijnstokken of zo. Het kon me weinig schelen, want waar een song precies over gaat is lang niet het belangrijkste. De muziek vertelt zijn eigen verhaal.

Cosmo’s Factory heet de elpee, uit het bijzondere jaar 1970, het zal kort voor de zomer geweest zijn. Vlak daarna hoorde ik bij andere vrienden voor het eerst de op jazz gebaseerde muziek van de Soft Machine, waarbij steevast een hele plaatkant achter elkaar werd volgespeeld. En kreeg ik de oudere jazz te horen van Coltrane die met z’n kwartet ook rustig langer dan tien minuten achter elkaar doorging. Voor je het weet is het nieuwe al niets bijzonder meer, maar gewoon een uitbreiding van het bekende. Ja, natuurlijk, tien minuten, of vijf, of vijftien – so what? Maar de shock van het moment zelf dat de wereld voor je ogen of oren wordt opgerekt en tot een nieuwe dimensie wordt uitgebreid, dat is iets prachtigs en onvergetelijks.

Zulke verwondering hoort natuurlijk bij de leeftijd, van puber en jongvolwassene. Later raak je meer gewend aan die uitbreidingen en aan de mogelijkheid ervan. Maar het is onzin om het voor te stellen alsof het zou stoppen en dat alle verwondering verdwijnt met het ouder worden. Helemaal niet waar! Verwondering is niet aan leeftijd gebonden, en bewondering ook niet. Het is zoals de dichter schreef:

    Het leven houdt zijn wonderen verborgen / Tot het ze opeens toont in hun hoge staat

En dat blijft gewoon doorgaan. Je moet er alleen maar voor openstaan.

Ed Blackwell (1929-1992) info en uitgebreide discografie.
Het Doelenconcert van het Ornette Coleman kwartet vond plaats op 30 oktober 1971.
Op YouTube staan verschillende concerten van het kwartet uit 1971, helaas zonder live beeld: Keulen en Parijs.
‘I heard it through the grapevine’, song van Norman Whitfield en Barrett Strong uit 1966. Bekende versies van Marvin Gaye en Creedence Clearwater Revival in lange en korte versie.
Zinnen uit J.C. Bloem’s gedicht ‘Domweg gelukkig in de Dapperstraat’.