Een tijd van grote verandering ?

(24 mei 2023)  Regelmatig wordt ons verteld dat wij leven in een tijd van grote veranderingen. Maar hetzelfde zegt men vaak over perioden in de geschiedenis. Historische boeken, fictie en non-fictie, spelen zich volgens hun korte samenvattingen vaak af in een tijd ‘gekenmerkt door enorme verandering.’ Je vraagt je af of er eigenlijk wel eens een tijd is geweest die gekenmerkt werd door weinig verandering, of zelfs stilstand. De prehistorie misschien? Mijn eigen tijd kan het niet zijn… toch? Om de proef op de som te nemen maak ik maar eens een lijstje van dingen die hetzelfde gebleven zijn, gedurende mijn hele leven dat in de jaren vijftig van de vorige eeuw begonnen is. Dus wat er toen al was en er nu nog steeds is.

De fiets. De auto (ja natuurlijk verandert de vorm en de stroomlijn en de milieuvriendelijkheid, en de stap naar electrische aandrijving is wel degelijk iets nieuws, maar het vervoermiddel zelf, het ding op vier wielen dat een klein groepje mensen kan vervoeren en dat zo‘n centrale rol speelt in ons leven, dat is nog hetzelfde). De scooter. Brommer. Ballpoint. Wasmachine; al kregen wij de eerste pas toen ik een jaar of zes was. Telefoon (m‘n vader, toen ik hem vroeg hoe zijn leven eigenlijk was, als scholier en gezinslid voor de oorlog: ‘we hadden gewoon telefoon’.) Radio, al zitten er geen draden of antennes meer aan, het blijft toch gewoon radio. De stofzuiger. Tafels, stoelen, banken, een bed, electrisch licht. De trein. Het vliegtuig. De tram. De bus. Het ging misschien langzamer en minder comfortabel, maar verplaatsen konden we ons al de hele tijd. Het zwembad. De school, lagere en middelbare. De universiteit. De belastingdienst. De politie. De brandweer. De rechtbank. Straatnamen en huisnummers. De bioscoop, concertzalen. Luidsprekerinstallaties.

Ingeblikte muziek vormt eigenlijk een hoofdstuk apart, omdat de vorm daarvan juist telkens veranderde: single, langspeelplaat, tape, CD, walkman, mp3, terug naar vinyl, streaming, met airpods erbij. De alomaanwezigheid van niet live gespeelde muziek, dat is veranderd, de mogelijkheid ervan bestond al.

En dan: Wetten. Het parlement, in Den Haag. De democratie. Verkiezingen. De gemeenteraad, een burgemeester. Het recht om te demonstreren. Communisme. Dictatuur. Fascisme, al heeft het misschien een andere verschijningsvorm. Kranten. De Nederlandse taal. Stoplichten. (Het zebrapad werd ‘uitgevonden’ en ingevoerd toen ik een jaar of vijf was. ‘Vanaf nu mag je daar oversteken met voorrang’, legde m’n vader uit. Ik vroeg: ‘tot wanneer?’ Het leek me logisch dat het ook weer zou stoppen.) Het gasfornuis. De stad. De straat. De rijtjeshuizen. De buitenwijk. De kerk. De winkels. Het plein. De fontein en de zitbankjes.

Of ook: Beethoven. Mozart. Picasso. Elvis. De Nachtwacht. Het museum. Oorlog en Vrede. Kafka, Hemingway. Moderne dans. Films. Musicals. Jazz. (Kunst is nu juist het gebied waar voortdurend iets nieuws en unieks ontstaat: alle films sinds de jaren vijftig / de jazz van Miles en Coltrane / de dans van Van Manen, Pina Bausch, Forsythe. Maar de vorm zelf, die was er al. Net als de plek waar het getoond wordt en hoe je er als publiek kennis van neemt, met een toegangskaartje en een zitplaats.)

De ideeën van Descartes, of Aristoteles, van Locke en Rousseau, Sartre, Camus en Wittgenstein. Vrijwel alle belangrijke, ingrijpende filosofische ideeën die onze wereld medegevormd hebben zijn ouder dan mijn leven.

En dan: Liefde. Eenzaamheid. Verliefdheid. Verraad. Vriendschap. Hartstocht. Wanhoop. Succes. Rijkdom. Armoede. Ploeteren als Sisyphus. Hoop. Vertrouwen.

Er is enorm veel hetzelfde gebleven, aan spullen, ideeën en randvoorwaarden in het leven dat ik leid (en niet: lijd!), inmiddels ruim meer dan vijfenzestig jaar. Terwijl we onszelf en elkaar voorhouden dat wij toch leven in een tijd van stormachtige verandering. Veel onderdelen die ik noemde zijn op zichzelf veranderd, zelfs meermalen; na de mountainbike nu de e-bike en speed pedelec. Maar dat zijn interne veranderingen, die het aanzien van het leven niet werkelijk veranderen.

Wat dat wel deed in de afgelopen 65 jaar: Televisie (onze kwam pas toen ik een jaar of acht was). De computer. De digitale wereld. Het internet. En misschien toch ook: popmuziek. Dat zijn de grote uitvindingen, vernieuwingen en veranderingen van mijn levenstijd. Als ze me ooit in dat hiernamaals waar we natuurlijk niet, maar stiekem toch een beetje, in geloven, mochten vragen: wanneer leefde jij, in welke periode? Dan moet ik zeggen: ‘ik ben een kind van tv, Woodstock en Microsoft’. En je ziet de anderen (geesten zijn het natuurlijk, onstoffelijk, maar je kan ze toch zien op de een of andere manier – anders was er natuurlijk weinig aan, in dat hiernamaals, als je elkaar niet eens als stoffelijke figuren zou herkennen) waarderend knikken en intussen bij zichzelf denken: arme jongen, die heeft niks wezenlijks meegemaakt!

Wat zeker ook veranderd is: bepaalde maatschappelijke ideeën en structuren. Onstoffelijke zaken. Ten eerste de positie van vrouwen; toen ik geboren werd was nog de wet van kracht die een getrouwde vrouw handelingsonbekwaam maakte, waardoor ze geen vaste dienstbetrekking kon hebben. De plek van autoriteit(en) is ingrijpend veranderd. ‘Homoseksueel’ was een woord dat je uitsluitend zachtjes en besmuikt kon zeggen, ‘lesbisch’ evenzo. Hun emancipaties hebben geleid tot een wereld die minder hiërarchisch is en gelijker is geworden (althans in dit land), al is de ongelijkheid zeker niet verdwenen. En daarnaast heeft er vooral een enorme vergroting  van de welvaart plaatsgevonden: de inkomens zijn verveelvoudigd, de huizen zijn groter en mooier en gevuld met veel meer fraaie, luxueuze spullen, plus een eigen auto voor de deur. En als laatste verandering is er natuurlijk de mode, in kleding, haardracht en taalgebruik; maar die verandert permanent, daar is het de mode voor.

Begin jaren zestig, nu precies zestig jaar geleden, stierf mijn oom. Plotseling, veel te jong, hij was pas veertig, aan een maagaandoening die een dodelijke ontsteking werd. Stel dat hij nu weer tot leven zou komen, in 2023, in het kader van een hersteloperatie om te vroeg gestorvenen alsnog de kans te geven hun leven te voltooien. Helemaal afgezien van alle emoties en de vraag hoe hij als her-levende en wij als nabestaanden met zo’n gebeurtenis om zouden gaan, zou hij als herboren man van 40 ons leven wel aan kunnen? Zou hij de wereld om zich heen nog wel begrijpen? Ik denk het wel. Het enige dat werkelijk nieuw voor hem zou zijn is de ver doorgevoerde digitale communicatie die als een netwerk ons leven omspant, beheerst en beïnvloedt. Hij zou aan de computer moeten wennen, zoals Wim Kok in de jaren negentig niet snapte hoe een muis werkt. Hij zou aan de smartphone en al zijn mogelijkheden moeten wennen. Verder zou hij opkijken van het gestegen welvaartspeil, en misschien ook van de geëmancipeerde, horizontale(re) samenleving. Of misschien zou hij die wel onmiddellijk herkennen en omarmen – dat weet ik niet, ik weet erg weinig van mijn jong gestorven oom. Maar ik vertrouw het hem toe. Ik geef hem een paar weken, oké een maand, om nieuwe ervaringen op te doen – en daarna? Ik zie hem op de fiets stappen, in een auto gaan zitten of in de tram, en in de stad de huizen opzoeken waar hijzelf als jongetje gewoond had; ze staan er nog steeds. Ik denk dat hij verbaasd zou zijn hoeveel er in de tussenliggende zestig jaar hetzelfde is gebleven. Opgelucht ook. En misschien ook wel een klein beetje teleurgesteld: want was dit niet een tijd van grote, ingrijpende veranderingen?