(7 apr 2023) Eind januari 1933 werd Adolf Hitler, leider van de grootste partij in het parlement, door de Duitse president Von Hindenburg tot kanselier benoemd. Diezelfde avond liepen tienduizenden leden van de SA en SS, in uniform en met fakkels in de hand, dwars door het centrum van Berlijn om de nieuwe kanselier hun steun en trouw te betuigen. Hitler groette de massa vanuit zijn hooggelegen werkkamer. Twee gebouwen verderop, achter een raam in de Rijkskanselarij stond de oude president, oorlogsheld van WO I, stilletjes te kijken naar de gevolgen van zijn beslissing.
Dit jaar wordt in Duitsland teruggekeken naar een berucht jaar: het is negentig jaar geleden dat de nazi’s de macht grepen. Dat ging deels op democratische wijze, deels door het radicaal buitenspel zetten van de democratie en haar instituties. Hoe langer het geleden is, hoe uitgebreider het einde van de Weimarrepubliek herdacht wordt, zo lijkt het wel, en hoe actueler die gebeurtenissen weer zijn. Dit jaar wordt de herdenking begeleid door een serie tv-documentaires, die het noodlotsjaar 1933 in een klap veel dichterbij brengen. Zoals de lange docu over de beruchte Rijksdagbrand van eind februari, waarin onze arme landgenoot Marinus van der Lubbe de hoofdrol kreeg, al zijn er genoeg aanwijzingen dat hij slechts een pion was in een uitgekiende strategie van de nationaalsocialisten om hun machtspositie te versterken. Nog heviger werkt het lange documentaire tweeluik Berlin 1933-Tagebuch einer Grossstadt: met behulp van kalenderblaadjes en archiefmateriaal wordt het jaar van week tot week, soms van dag tot dag, naverteld alsof de hoofdstad zelf het woord neemt en vertelt wat haar overkomen is. Met behulp van de woorden die directe getuigen in hun dagboek schreven: bijvoorbeeld een arts, een journaliste, een huisvrouw, de Amerikaanse ambassadeur, een joodse familie, Goebbels. Het tweeluik berust, naast wat oud speelfilmmateriaal, op een ware vloed aan documentaire beelden, van ongeveer elke belangrijke gebeurtenis op politiek gebied. Hitler sprekend op een massabijeenkomst, Goebbels die een interview geeft, marcherende (bewapende!) nazi-stoottroepen in alle vormen en maten, de propaganda, de boekverbrandingen, het bekladden van joodse winkels, en, eindeloos vaak, het grote enthousiasme van de massa. De duizenden Duitsers die eromheen staan en niet kunnen wachten om hun Führer in levende lijve te zien en de Hitlergroet te brengen.
Deze twee lange docu’s zijn verschrikkelijk om te zien, juist door het nuchtere tonen en becommentariëren van wat wel op een menselijke ramp moet uitdraaien. Nee, ik zeg het te vriendelijk: wat daar doelbewust op afstevent. Want dat is het eerste dat je opvalt bij al deze gebeurtenissen: het is allemaal zo openlijk, er is vrijwel geen geheime agenda. Begin februari, in een bespreking met alle generaals, noemt Hitler zijn doelen op: de verovering van de macht, het vernietigen van het marxisme, het bestrijden van het ‘kankergezwel van de democratie’ en het instellen van een regime met de ´grootst mogelijke autoriteit’. Een dag later verschijnt een eerste noodverordening die de democratische vrijheden inperkt en een krantencensuur instelt. Belangrijke posten worden met nazi‘s bezet, de SA wordt extra bewapend en krijgt arrestatiebevoegdheid – terwijl er nog verkiezingen gehouden moeten worden. Het gaat razendsnel. De beruchte Rijksdagbrand wordt daarna aangegrepen voor een volgende noodverordening en een ware golf van arrestaties van communisten, advocaten, politici en andere vooraanstaande personen. Het eerste concentratiekamp treedt al in functie nog voordat de NSDAP in maart nog groter uit de verkiezingen tevoorschijn komt, het parlement aan de kant schuift en de eerste gedwongen ontslagen voor joden een feit zijn. Er zijn dan krap twee maanden verstreken.
En telkens maakt Hitlers spreekbuis Goebbels, de belichaming van het valse venijn, de intenties erg duidelijk: ‘eens is ons geduld op en wordt de leugenachtige joden de muil gestopt’, of ‘ik zal niet rusten voordat de laatste jood vertrokken is’. ‘Kauft nicht bei Juden’ scandeert een spontaan spreekkoor van nazi-aanhangers die bruine hemden hebben aangetrokken. En in de hoofdstad worden aan de lopende band nazi-tegenstanders, zoals socialisten, vakbondsfunctionarissen en communisten, overvallen, gevangen genomen, mishandeld en vermoord. Een golf van joodse zelfmoorden vindt plaats. Alles nog voor de zomer van 1933.
Ja natuurlijk kende ik dit verhaal een beetje, in samenvatting en grote lijn. Maar om het tot in detail en documentair voorgeschoteld te krijgen is toch weer een nieuwe ervaring. Vrijwel alles blijkt op film gedocumenteerd, en het is prima bewaard gebleven. Elke redevoering, elke officiële ontmoeting, iedere massabijeenkomst. Want wat hier plaatsvond werd ‘de revolutie’ genoemd en de trotse nazi’s wilden er iedere stap van vastleggen. Ze waren zich uitstekend bewust van de grote waarde van film als nieuw propagandamiddel. En al dat oude materiaal is tegenwoordig veel beter toegankelijk, voor deze films werd het bij elkaar gezocht uit tientallen archieven. Ook het nazi-filmmateriaal dat sinds de bevrijding angstvallig beheerd en bewaakt werd door de Murnau Stiftung is nu vrijer beschikbaar. Later in het beruchte jaar mocht aanhangster Leni Riefenstahl haar eerste verslag van een Nürnbergse Parteitag maken (Sieg des Glaubens, voorproefje van Triumph des Willens van het jaar erna). Weer anderen filmden hoe Hitler de eerste spade in de grond steekt voor de aanleg van de autobahnen. Het is in zijn eenvoudige documentaire waarheid allemaal even huiveringwekkend.
Waarom? Ten eerste letterlijk, door wat je ziet en hoort. De discriminatie, de superioriteitsopvatting en de geweldsdreiging in woord en daad spatten van het scherm. Ik kon altijd goed navoelen dat men in het naoorlogse Duitsland alle uiterlijke herinneringen aan het nazisme verboden heeft, zo goed als Mein Kampf of de films van Riefenstahl, of veel van dit filmmateriaal, dat hooguit in korte, beschadigde fragmenten wel eens ergens opdook. Intussen denk ik dat het voor jongere generaties toch ook nuttig kan zijn om deze schrikwekkende waarheden onopgesmukt onder ogen te zien. Het is echt gebeurd en het werd echt gezegd. De vuilheid en onmenselijkheid werden als iets normaals, ja, als het volkomen wenselijke gezien, als datgene dat men moest doen en waar men met trots over kon spreken.
Even huiveringwekkend is het besef, van grote afstand, dat bij alle nazistische openheid ook alle tijdgenoten de onderliggende ideeën konden kennen, al na enkele maanden van dit nationaalsocialistisch bewind. En zowel in binnen- als buitenland. Er waren kranten, er was radio en er was telefoon. En er waren dan ook wel degelijk politici, zoals in Nederland de liberalen van de VDB, die meteen en scherp waarschuwden voor de catastrofe die zich in Duitsland aankondigde. Maar, om het tot ons land te beperken, de meeste partijen én kranten waren meer geïnteresseerd in hoe Hitler de economische crisis en de werkloosheid aanpakte, en bovendien sympathiseerden ze met zijn stellingname tegen de ‘dreiging’ van het communisme. Dat daar een achterkant aan zat, dat er betaald werd in democratie en mensenlevens, en dat dat ook precies de opzet was, tja… dat werd veronachtzaamd. Eerst komt het geld, daarna misschien de moraal. Zelfs de paus tekent hier een overeenkomst met de nazi’s, tot samenwerking van zijn bisschoppen met de NSDAP – hoe zouden katholieke politici dan nog moeten protesteren?
Een tijd geleden schreef ik over Riefenstahls op dat moment nog nauwelijks toegankelijke, Nürnbergfilm Triumph; vooral in de niet-geënsceneerde gedeelten gaf hij me het gevoel te kijken naar een monsterlijk beest dat zich langzaam op zijn poten overeind zet. Ik zat er een dik jaar naast. In 1934 stond dit beest al overeind, compleet met zijn eigen terreurapparaat en zijn groeiende wapenindustrie. Het op de poten hijsen gebeurt hier, in Berlijn, in de eerste helft van 1933; met Kerstmis was de ‘nationaalsocialistische revolutie’ voltooid en had ze alle macht veroverd.
Je hoopt altijd dat het zich nooit meer kan en zal herhalen. Ik ben daar tegenwoordig niet meer zo zeker van. Deze beelden maken je akelig bewust van het gevaar van een wankele democratie, of misschien kan je beter zeggen, van de wankele status van de democratie zelf.