(26 juli 2022) Na vele jaren in Duitsland (Dresden) noteer ik een paar sociaal-culturele verschillen:
1) In de bioscoop blijf je in het donker zitten totdat alle eindtitels langsgekomen zijn. En ik bedoel echt álle. Voor die tijd opstaan, jas pakken en weggaan is eigenlijk not done. De zaaldeuren zijn nog dicht, het zaallicht gaat pas aan als de rolprent helemaal voorbij is. En de buren stellen het niet enorm op prijs dat je alvast langs hun knieën en over hun tassen en jassen heen stiefelt. Blijf toch zitten, man, zoals wij allemaal!
Nu ben ik werkelijk een enorme cinemaliefhebber en ook een nogal ervaren bioscoopganger, maar als het klaar is en de belangrijkste eindtitels langs zijn gekomen dan wil ik weg. Ik hoef niet nog minutenlang in duisternis en halve meditatie door te brengen uit eerbied voor het gebodene, ik neem die film ook zó wel in mijn hoofd mee naar buiten, echt waar. In Nederland voerden we nog niet eens zo heel lang geleden vanuit de regisseursvereniging DDG actie omdat de omroepen zo brutaal waren om de eindtitels van speelfilms weg te draaien, of ze eigenhandig drastisch in te korten tot nieuwe titels van ongeveer twee seconden lengte. Dat heeft niets uitgehaald. De haastige eindbehandeling is al lang standaard geworden. Zendtijd is duur. Af en toe zie je, op Arte bijvoorbeeld, nog wel eens een film langskomen in vol ornaat, dus inclusief alle eindtitels – en realiseer je je dat je naar iets vreselijk ouderwets zit te kijken. Voor die ervaring kan je ook terecht in de Duitse bioscoop.
2) In het theater, of in de concertzaal, in Duitsland sta je aan het eind niet zomaar op. Maar nu bedoel ik een opstaan uit puur enthousiasme. Het open doekje, het staande applaus na een geslaagde show. Dat wordt met grote terughoudendheid gehanteerd. Er wordt geklapt, zeker, soms hard en luid, maar men blijft zitten. Het lijkt of grote waardering juist in dat zitten tot uitdrukking wordt gebracht: de artiesten staan, wij zitten en blijven zitten. Opstaan, daarmee doorbreek je deze code van respect en ontzag. Opstaan is frech, het is populair doen, wij staan als publiek toch niet op dezelfde hoogte als zij op het podium? – en misschien is men stiekem ook wel een beetje bang om zich van de stoel te verheffen en de eerste te zijn die zich boven het maaiveld uitsteekt. Mij is dat allemaal te eerbiedig en te weinig enthousiast, ik kan gewoon niet goed blijven zitten als ik het erg goed vond en al helemaal niet bij een pop- of jazzconcert. Dan hebben de kunstenaars je fysieke bijval gewoon verdiend, vind ik. Maar ik realiseer me inmiddels goed dat cultureel respect ook heel anders tot uiting gebracht kan worden.
Want het draait hier natuurlijk allemaal om respect.
3). Een heel ander soort respect is werkzaam in het verkeer.
In Duitsland fiets je niet zomaar met z’n tweeën naast elkaar. Zeker niet in stadsstraten waar ook autoverkeer doorheen rijdt. Niet omdat het ongepast is, of cultureel ongewenst – het is, buiten de aparte fietspaden, eenvoudig verboden. Dat is een harde dobber voor iemand die van kinds af aan gewend was om de lange einden naar en van school al kletsend op de fiets door te brengen. Samen fietsen betekende naast elkaar rijden, praten, lachen, ruziën, alles. Ooit leerde schoolvriend Wim me de basisbeginselen van het Marxisme al fietsend naar en van het schoolgebouw in Buitenveldert. Natuurlijk heb ik ook vaak genoeg alleen gefietst. Maar als je samen op fietst, dan natuurlijk naast elkaar. Oké, met z’n drieën of nog meer wordt het uitkijken, dan moet je bereid zijn om af en toe plaats te maken. Maar met zijn tweeën en dan niet naast elkaar rijden?
Ter verdediging van de Duitse bepaling moet ik melden dat fietsen in Dresden een stuk gevaarlijker is dan wat ik ken uit Amsterdam en omstreken. Auto’s rijden hier vaak als alleenheersers van het asfalt. Veel te snel, soms overdreven agressief, met name in de spitsuren. Bellen of appen achter het stuur is een dagelijkse scène; het wordt veel te weinig gecontroleerd en de boete is pas onlangs verhoogd, naar iets meer dan 100 euro. De auto is nog steeds heilig in autoland Duitsland, en zeker in voormalig Oost waar wij leven.
Het zal een harde dobber worden om Duitsland massaal aan de fiets te krijgen. En juist dat wil men graag – bijvoorbeeld met fietssnelwegen door het totaal dichtgeslibde en van CO2 doordrenkte Ruhrgebiet. Jaloers kijkt men naar Nederland en maakt serieuze studiereizen om te zien hoe ze het hem daar toch flikken, al dat gefiets. Alvast wat tips uit de losse hand: een vlak land helpt enorm. En zeker heb je een goede infrastructuur nodig. Maar wat ook zou helpen is het naast elkaar fietsen (en kletsen) niet alleen toe te staan, maar te stimuleren. Wat nog meer helpt, net als in Nederland: de automobilist aansprakelijk maken voor alle ongelukken waarbij een fietser betrokken is. Zoals bij ons 25 jaar geleden werd ingevoerd. Het aantal fietsdoden en –ongevallen nam prompt af.
Ik zie het hier nog niet zo snel gebeuren. Dus, uit afgedwongen respect voor de hardheid van een auto en de wet die de auto bevoordeelt, rijd je niet naast elkaar, zie je vrijwillig af van het fietsgesprek en heb ik me een tijdlang zorgen gemaakt over het welzijn van m’n zoon op zijn fietsweg naar school. En toen droeg hij tenminste nog de fietshelm, verplicht tot het 12e jaar. Inmiddels weigert hij dat consequent. Maar voor het verkeer en de daarin aanwezige idioten heeft hij respect, dat hebben we hem tenminste kunnen bijbrengen. (Overigens, als fietser komend van rechts heb je hier voorrang. En daar houden zelfs de auto’s zich aan. Dat dan weer wel.)
4). Televisie; in Duitsland zal je niet zo snel een Telefilm zien die De Kuthoer heet. Gewoon vanwege de titel. Niets ten nadele van deze film van een paar jaar terug; mij sprak de titel wel aan, in zijn diepe en brutale ironie. Maar ik ben Nederlander, ik kom zelf uit de sfeer van ironie, vrijheid en cynisme waarin zo’n filmtitel kan bestaan. Maar in Duitsland, op het ZDF, als Mittwochfilm, Die Fotzige Schlampe? No way, unmöglich! (Ze maken hier zoveel tv-films dat er elke dag wel één wordt uitgezonden. Meestal gaan ze over ongelukkige middelbare vrouwen die door hun man verlaten worden, of over puberkinderen met een verslaving aan games of drugs. Daarnaast is er een letterlijk eindeloze rij krimi’s waarin zulke problemen tot moord leiden.) Maar terug naar de F… Schl….: het schandaal zou niet te overzien zijn, puur vanwege de titel. Minstens één verantwoordelijke omroepbaas zou moeten vertrekken. Zoiets wordt niet gezien als geschikte taal voor de openbaarheid. Dit is een land waar kinderen geleerd wordt om niet zomaar ‘Scheisse’ (shit, schijt) te zeggen en waar men zich op televisie verontschuldigt als het er toch eens uitglipt. Ouderwets? Preuts? Of ook respectvol?
5.) Ja ik weet echt wel hoe trots je als Nederlander moet zijn op onze nationale vorm van brutale moderniteit. En op alle verworvenheden van de grote individuele vrijheid in het post-autoritaire tijdperk, die maar al te vaak afglijdt naar de vrijheid van de grootste bek en het recht van de verbaal sterkste. Maar daarover een andere keer. De vaak veel behoedzamere openbare taal in Duitsland kan je zien als puur conservatisme. Je kan er ook een respect in ontdekken voor de publieke zaak en een zorg voor het algemene belang, dat ten eerste gebaat is bij een matiging in de taal. In elk geval zie ik dat er in: een oproep tot zelfbeheersing. Dat is in dit land met zijn beladen verleden nogal van belang. Maar in Nederland, met zijn zo andere verleden, misschien ook wel.
In Duitsland heerst nog niet de wereldwijze, verveelde houding van ‘been there, done that, boeien!’. Men kan in een talkshow nog gewoon ernstig over een onderwerp spreken zonder de behoefte te voelen dit onmiddellijk te relativeren met een grap, een comedian of Gordon. Men schaamt zich niet om ernstig te zijn. Toen ik er jaren geleden mee kennismaakte kwam die Duitse serieusheid op mij over als een verademing en dat vind ik eigenlijk nog steeds. Ik ga er niet altijd helemaal in mee, maar mijn respect heeft het zeker.