De mooiste jongen

geplaatst in: de jaren '70, Film & TV, Frankrijk, Kunst | 0

(30 mei 2022) The most beautiful boy in the world heet de documentaire over Björn Andresen, de man die ooit de jongen speelde in Visconti’s Dood in Venetië. Een fameuze film die in 1971 op het festival van Cannes in de prijzen viel, sindsdien beroemd is gebleven en door velen nog steeds gerekend wordt tot hun all time favorieten. Bijvoorbeeld door mijn filmleraar George Sluizer, maar evengoed door twee latere vriendinnen. Waarom? Misschien vanwege de schoonheid, het verlangen naar het onbereikbare en de dood die daar nauw mee verbonden blijkt – een combinatie die de film als een intens, zeer visueel drama presenteert. Een oudere componist vol teleurstellingen en geheimen valt voor de aanblik van een prachtige, onbedorven jongen, symbool van schoonheid in een Venetië geplaagd door cholera. Voor anderen is de film bekend gebleven als een schitterende, verborgen uiting van homoseksuele verlangens in een tijd dat homo’s nog niet openlijk voor ‘hun geaardheid’ uit konden komen. De homo-emancipatie zou pas in het vervolg van dat decennium zijn beslag krijgen, maar nog was het niet zo ver. Het is vooral deze kant die het leven van Andresen voorgoed en ingrijpend zou beïnvloeden. Met zijn engelachtige schoonheid werd hij tot een embleem van de ontluikende beweging, zonder dat zelf te willen. En hij kwam er nauwelijks van los. Zijn eigen dramatische voorgeschiedenis bood hem veel te weinig houvast om bestand te zijn tegen de golf van puur uiterlijke belangstelling die hem ten deel viel. Op veel latere leeftijd, als de film hem weer opzoekt, vinden we hem terug als sterk vereenzaamde stadskluizenaar.

Ik keek met extra interesse naar dit aangrijpende portret, want niet alleen ben ik een exacte leeftijdsgenoot van Andresen, Visconti’s film kruiste ook herhaaldelijk mijn pad, zij het veel minder ingrijpend. Er was een tijd dat ik met mijn lange haar en jonge gezicht in de smaak viel bij oudere mannen. Zelf moest ik daar niets van hebben, ik viel op meisjes en vrouwen en wilde graag dat zíj naar mij zouden kijken. Maar een tijdlang was het eenvoudiger om opgemerkt te worden door mannen. Aangesproken ook. En dan kwam opvallend snel Visconti’s film om de hoek kijken. Ik had een ‘engelengezicht’ en dat deed de man in kwestie erg denken aan de jongen uit Dood in Venetië. (Tadzio heette hij, maar die naam werd nooit genoemd). Kende ik die film soms?

Jazeker kende ik die film. Dit speelde namelijk in mijn filmacademiejaren, en kort daarna. Ik zag gemiddeld een film per dag, schreef ze op, hield er van alles over bij, en publiceerde zelf stukken over films in het maandblad Skoop. Natuurlijk had ik de beroemde film gezien. Ik vond hem alleen niet zo enorm boeiend: te langzaam en te zeer doortrokken van een sentiment van sterven in schoonheid waar ik geen boodschap aan had. Traag gestileerd melodrama was niet mijn ding. Ik had meer op met het eerdere zwart-wit werk van Visconti dat (neo-)realistischer was, zoals het prachtige Rocco en zijn broers. En Tadzio? Tja, een poserend fotomodel, omgeven door andere uiterlijk fraaie figuren, die me niet zoveel zeiden.

Het was natuurlijk bedoeld als groot compliment, die opening line over de Venetiaanse engel, dat snapte ik ook wel. Voor alle duidelijkheid: ik vond mezelf op geen enkele manier lijken op, of zelfs maar in de buurt komen van de categorie van de ‘mooiste jongen van de wereld’. Ik vond mezelf niet mooi, eerder onogelijk, en leefde jarenlang zonder spiegel, zo weinig had ik op met mijn uiterlijk. (Hoe anderen het met mijn onverzorgdheid uitgehouden hebben, vraag ik me nu pas af. Toen niet.) Ik vond de vergelijking kortom volstrekt bespottelijk. Maar ik begreep ook wel dat deze mannen ook maar hun best deden in een zwakke versierpoging, en ik was mans genoeg om ‘nee’ te zeggen op alles wat me niet beviel, of weg te lopen, of beide. Eén keer kon ik niet zo makkelijk weg en heb moeten vechten om me te bevrijden – maar dat was in Amerika en had weer niets te maken met de ‘Europese aanpak’, die verliep volgens het vaste schema: engelengezicht – Tadzio – Dood in Venetië.

Ik ben vast niet de enige jongen die destijds op deze manier benaderd is en toen het weer stopte vond ik dat prima. Ik zou het hier niet ophalen als niet in het levensverhaal van Andresen een bijzondere passage voorkwam over Parijs. Een jaar lang, rond zijn 21e, werd Björn door een rijke oudere man gehuisvest en onderhouden in een Parijs’ appartement, voorzien van alle mogelijke luxe. Daar kwamen ook allerlei andere mannen voorbij, rijke mannen. Wat er precies gebeurde? De inmiddels 66-jarige Zweed zegt er weinig over: ze betaalden voor zijn gezelschap, hij werd behandeld als ‘trofee’. Toen moest ik onvermijdelijk denken aan mijn eigen Tadzio-ervaring in Parijs, opgedaan in precies dezelfde tijd.

Ik ging in de vakanties vaak naar Parijs, om er films te zien, oude en nieuwe. En daar weer over te schrijven. Parijs bezat erg veel bioscoopjes en als je overdag ging was het kaartje goedkoop. Op een terrasje zal ik bezig zijn geweest mijn films voor die dag aan te kruisen of er iets over te noteren, toen een extraverte donkerharige middelbare man naast me kwam zitten. Hij wilde iets van me, hij zat namelijk in de film en ik deed hem denken aan… u raad het al. Hij was filmer, zei hij, en hij heette Dino Risi, maar ik mocht ook DienRiez zeggen. Nu was Risi een bekende Italiaanse regisseur van komedies, waar ik er wel een paar van gezien had. Ik had ook wel eens een foto gezien van de regisseur, die toch zeker rond de zestig moest zijn. Dit was echt niet Risi, dit was een praatjesmaker. Maar ik had geen zin om de man te gaan zitten ontmaskeren, al moet je dat misschien wel doen. Ik had gewoon geen trek in dit gesprek. Wat ik deed? vroeg hij. Ook dat wilde ik niet echt vertellen: dat ik afgestudeerd was van de Filmacademie, een paar korte films had gemaakt, scenario’s had geschreven en veel óver films schreef, zij het niet over de films van DienRiez. Ik wilde het kort houden, afrekenen en weggaan.

Maar iets van ‘werken bij film’ heb ik denk ik toch gezegd. Oh prima, dat kwam goed uit, want dan kon de man mij voorstellen aan allerlei mensen uit de filmindustrie die hij goed kende! Maar eerst zou hij graag wat foto’s van me willen maken, stijl.. nou ja, a la Dood in Venetië en die jongen die daarin speelde. In zo’n badpak, alles heel netjes. Een paar foto’s maar, we konden ze gelijk maken. Afijn, ik zei nee, echt niet, heus niet en stond op. Zijn aandringen bleef puur verbaal, maar hij stond ook op en liep plompverloren achter me aan. Meneer Riez bleek vlakbij te wonen, in zo’n Parijs woningblok waar je via een gangetje en een verzonken buitendeur eerst op een binnenplaats terechtkomt. Maar nee, ik kwam heus niet mee en liep door. Het laatste dat ik me van hem herinner is dat hij in dat gangetje bleef staan en naar me keek, ongeveer zoals gangster Robert de Niro dat deed aan het eind van een Scorsese-film (Goodfellas?), vriendelijk wenkend vanuit de deuropening van een weinig belovende kledingopslag.

Had deze ontmoeting misschien iets te maken met Andresens verblijf in Parijs, en met dat appartement waar zoveel gebeurd was? Björn noemt de rue de Seine, dat is in St. Germain des Prés, juist om de hoek van de straat waar ik meestal mijn films zag. Mijn fantasie slaat met terugwerkende kracht op hol. Zijn we elkaar net misgelopen toen? Had ik hem misschien kunnen bijstaan? Ach nee, allemaal toeval, uit dezelfde periode. Waarom mij fotograferen als je de real thing bij de hand hebt? En trouwens, de jongvolwassen Andresen zat echt vrijwillig in dat appartement. Aan de andere kant zegt hij toch, terugkijkend, dat Visconti’s film zijn leven verwoest heeft. Net zoals Maria Schneider zei over Last Tango in Paris, gemaakt in dezelfde tijd. De combinatie van filmroem, jeugd, schoonheid en seks kan gevaarlijke consequenties krijgen, er zijn zat voorbeelden van.

Ik vermoed dat Dien Riez snel iemand anders gevonden heeft om foto’s van te maken en hoop maar dat daarbij geen schade is aangericht. De uiterlijke schoonheid waar onze wereld zo dol op is en waar film gedeeltelijk van lééft, kan heel goed tot valkuil worden, of zelfs tot bodemloze put, voor wie er weerloos bij betrokken raakt. Arme Björn Andresen; alleen gelaten, gebruikt en tot op hoge leeftijd worstelend met de demonen uit zijn verleden. De documentaire maakt indrukwekkend duidelijk dat we weinig grond hebben voor jalouzie op deze mooiste jongen.

 

The most beautiful boy in the world, regie: Kristina Lindström, Kristian Petri (2021)