(16 mei 2022) Niemand is vóór oorlog, of voor déze oorlog (behalve Putin dan). Maar daar houden de overeenkomsten ook meteen op. In een paar opeenvolgende open brieven en geschriften hebben vooraanstaande Duitse intellectuelen en kunstenaars zich tot bondskanselier Olaf Scholz gericht, met het dringende verzoek 1) om vooral de verleiding te weerstaan van oorlogszuchtige retoriek 2) om echt geen zware wapens te gaan leveren aan Oekraïne en zo mee te werken aan een geweldsspiraal en 3) om die wapens juist wel te leveren en daarmee het aangevallen land in staat te stellen zichzelf te verdedigen. Nogal tegengesteld. En daarmee eigenlijk een goede afspiegeling van hoe controvers er in de bredere bevolking gedacht wordt over de oorlog en de Duitse betrokkenheid daarbij.
Achter opvatting 1) schuilt de misschien wel belangrijkste publieke intellectueel van naoorlogs Duitsland, de filosoof Jürgen Habermas. Hij is wel het ‘democratisch geweten’ genoemd van een land (toen nog West-Duitsland) dat zichzelf op politiek gebied compleet opnieuw moest uitvinden, komend vanuit de diepten van nazidictatuur en mensenverachting. Dat dit gelukt is, is zeker mede te danken aan de publieke bemoeienis en invloed van de altijd bedachtzaam formulerende filosoof, wiens hoofdwerk (De theorie van het communicatieve handelen) alweer veertig jaar oud is en die ruiterlijk toegeeft dat het hem niet lukt om eenvoudig te schrijven. Habermas, intussen in de negentig en niet meer vaak in de schijnwerpers, vond het nu nodig om de voorzichtig manoeuverende Scholz een steun in de rug te geven bij diens veelbekritiseerde houding. Juist dat is geboden, schreef de filosoof, en waarschuwde om niet toe te geven aan de grote druk vanuit de media, die gedreven door hun korte termijnverlangens aansporen tot krachtige woorden en daden.
Wel volop in de publieke spotlight staat de jongere generatie die groep 2 bevolkt: van filmer Andreas Dresen (Gundermann), bestsellerauteur/rechter Juli Zeh, filosofe Svenja Flasspöhler, acteur Lars Eidinger tot zanger Reinhard Mey, naast bekende oudgedienden als journaliste Alice Schwarzer, mopperende literator Martin Walser en filmer Alexander Kluge. Achtentwintig prominenten, nog aangevuld met tientallen andere ondertekenaars. (Ik miste alleen de filosofen Precht en Sloterdijk; niet gevraagd of niet mee eens?) In de zeer verontwaardigd reagerende derde groep verzamelden zich een groot aantal iets minder bekende politici, publicisten en kunstenaars rond Ralf Fücks.
In feite gaat het om een simpele vraag. Hoe stop je de oorlog? Of om het nog anders te stellen: hoe is geweld te stoppen, zonder jezelf in het strijdgewoel te storten? Want daarover zijn alle schrijvende Duitsers het wel met elkaar eens: er moet niet letterlijk meegevochten worden. Ik heb in de afgelopen tweeënhalve maand überhaupt geen oproepen gehoord aan Europese burgers om actief mee te gaan strijden. Kwamen in de jaren dertig van de vorige eeuw hun beroemde culturele collega’s (Orwell, Hemingway, Koestler, Ivens) nog vanuit veel landen aangesneld om in Spanje het republikeinse leger zelf te ondersteunen in de burgeroorlog tegen Franco’s fascisten – de cultuursterren van nu willen in elk geval zelf niét meedoen. Toekijken dus, al is het partijdig toekijken. Want allen steunen ze Oekraïne, het land dat door zijn grote buurman is aangevallen maar zich met taai en moedig verzet, plus financiële en militaire steun van het westen, al maanden overeind heeft weten te houden.
Het is toekijken bij David tegen Goliath. Hoe dan? Met woorden en morele ondersteuning, of met humanitaire hulp. Maar de meningen lopen scherp uiteen zodra het over wapens gaat. Het risico van wapenleveranties is natuurlijk dat een kwade Goliath zich wel eens tegen jou zelf zou kunnen richten. En daar komt nog bij dat deze reus ook beschikt over atoomwapens. Al te krijgszuchtige woorden of daden kunnen de atoomoorlog over onszelf uitroepen – zo betogen facties 1 en 2. De laatstgenoemde groep meent dat nu een grens is bereikt aan vernietiging en menselijk leed dat nog te accepteren is. En dan volgt een bijzondere redenering: de verantwoordelijkheid voor de gevreesde escalatie ligt niet alleen bij de agressor, en de verantwoordelijkheid voor nog meer Oekraiënse mensenlevens ligt niet alleen bij de regering van Oekraïne. Ook de toekijkende wereld heeft hier een verantwoordelijkheid. Daarom roept deze groep op om de wapenleveranties te stoppen, en in plaats daarvan aan te dringen op een snelle wapenstilstand en een ‘compromis dat acceptabel is voor beide partijen’.
Vredelievend, zeker. Maar lees goed wat hier eigenlijk staat: wij, aan de zijlijn, kunnen het sterven niet langer aanzien en daarom graag stoppen met vechten! Hoe denkt men dat een ‘acceptabel compromis’ eruit kan zien? Het is volstrekt duidelijk dat de Oekraïense regering geen compromis wil, maar terugtrekking van alle Russische troepen van hun grondgebied. Tot de realiteit teruggebracht betekent hun voorstel dat Zelenski zich neer moet leggen bij het inleveren van stukken land, zodat verder geen bloed meer zal worden vergoten en ook de 28 Duitse ondertekenaars weer rustig kunnen slapen. David moet zich schikken in het verlies van een hand of onderbeen en Goliath moet vooral niet bozer gemaakt worden. Een onacceptabel compromis eigenlijk. ‘Het gaat er immers toch om te streven naar een wereldwijde vrede’ schrijven ze en je vraagt je af waarom ze hun brief eigenlijk niet aan de agressor gericht hebben.
Het zal duidelijk zijn dat ik weinig op heb met deze tweede brief, hoezeer ik ook gesteld ben op veel van zijn ondertekenaars. Natuurlijk begrijp ik de achtergrond: die is diep geworteld in de recente geschiedenis en de overtuiging dat Duitsland zich nooit meer (‘nie wieder’) met een oorlog mag en moet bemoeien. Alleen is die laatste oorlog bijna 80 jaar geleden geëindigd en is de wereld, inclusief Duitsland zelf en zijn mentaliteit, intussen ingrijpend veranderd. We kunnen de dogma’s van eergisteren niet zomaar blijven herhalen. We moeten de realiteit van nu onder ogen zien en reageren als het recht van de sterkste de kop opsteekt. Oók in Duitsland, al heeft dat land zelf een geschiedenis van agressie (ver) achter zich. Of misschien juist wel daaróm.
Ik haalde dan ook opgelucht adem bij de derde brief, die nummer twee vinnig tegensprak. En bij deze statement van economieminister Robert Habeck, voorman nota bene van de Groenen: ‘bedoelen ze dat we een beetje landverovering, verkrachting en executies eenvoudig maar moeten accepteren?’ Hij karakteriseerde het als ‘vulgairpacifisme’, een fraaie term. Maar misschien is het ook wel ‘naïef pacifisme’: een veel te groot vertrouwen in de macht van woorden, redelijkheid en onderhandelingen, in confrontatie met machtsvertoon. Maar een agressieve macht wijkt doorgaans niet voor zachtmoedigheid en redelijkheid, die veegt ze aan de kant. Zulke macht die tot geweld is overgegaan wordt slechts gestopt door tegenmacht: zie de Tweede Wereldoorlog, de Joegoslavië-oorlogen en nog vele andere voorbeelden. Tegen puur geweld helpt niet veel: het is weglopen, overgave of tegengeweld. En anders offeren we al toekijkend David op om onze eigen vrede te bewaren. Je kan dit ook ‘egoïstisch pacifisme’ noemen, waaruit de solidariteit verdwenen is.
Bezig ik nu zelf ook krijgsretoriek, meneer Habermas? Dat moet dan maar. Niemand is vóór oorlog, maar ik ben voor het recht op zelfverdediging. Kwalijk vind ik een houding die álle vechten veroordeelt, nadat de sterkere de zwakkere heeft klemgezet. Dat is toegeven aan het recht van de sterkste. Geweld, verovering en onderdrukking zijn, helaas, nog steeds deel van ons bestaan – het is zaak ons ertegen te wapenen en ons teweer te stellen. Als het moet ook met zware wapens.
De oude Habermas deed trouwens nog een constructief voorstel. Hij gaf een criterium voor de houding van de westerse staten, namelijk ‘dat Oekraïne de oorlog niet mag verliezen’. Ja precies. Maar dat is strijdtaal. Dat betekent: vechten. En dat wil zeggen: over wapens kunnen beschikken.
Overigens: gezegend is het land waar intellectuelen en kunstenaars zich op deze manier mengen in het publieke debat, zich er vrij in kúnnen mengen en waar er intensief naar hen wordt geluisterd.