(10 dec 2020) In het begin van deze eeuw schreef ik een krantenartikel over Leni Riefenstahl, ter gelegenheid van haar honderdste verjaardag. Het stoorde me nogal dat deze Duitse filmmaakster (en bergbeklimmer, danser, actrice – dat speelt hier geen rol. Maar ook Hitlerbewonderaar – dat weer wel) in de filmpers herhaaldelijk beschreven werd als ‘geniaal’ en ‘oorspronkelijk’, ‘innovatief’ of ‘haar tijd ver vooruit’. Destijds gebeurde dat ook vanuit een feministisch perspectief op film en filmgeschiedenis: hier was een vrouw die weliswaar nazifilms gemaakt had, maar wel heel goede. Een vroeg voorbeeld van vrouwelijke zelfstandigheid, kunstzinnigheid, onafhankelijkheid – kortom ondanks alles een voorbeeldfiguur. La Riefenstahl ontving allerlei eerbetoon, dook als Leni op in toneelstukken, Jodie Foster was bezig met de voorbereiding van een biografische film, Madonna had interesse.
Hadden alle bewonderaars wel eens een film van mevrouw Riefenstahl gezien, vroeg ik me af. En uitgekeken? Dat lijkt nu misschien een rare vraag. Maar in dit oeuvre draait het eigenlijk om slechts twee lange documentaires, Triumph des Willens (1935) en Olympia (1938), die beiden decennialang verboden waren. Je kón ze niet zien, ze kwamen slechts tevoorschijn in obscure, besloten voorstellingen. Ergens in de jaren zeventig zag ik, nieuwsgierige filmfanaat, op die manier Olympia – en hield het gewoon niet uit. Niet eens vanwege het nazisme of de opgeblazen lichaamsverheerlijking, maar eenvoudig omdat de film zo ongelooflijk saai was. Een lange opsomming zonder spanning. Een eindeloze beeldenreeks van sporters en sporten. Echt geen meesterwerk van filmkunst, want film beweegt zich door de tijd en brengt daar (als het goed is) een spanningsboog in aan. Film is geen serie plaatjes maar een verhaal.
Was de genialiteit die Riefenstahl werd toegeschreven wel gebaseerd op het bekijken van haar films, of alleen maar op het bladeren door een fotoboek met stills uit die (twee) films? Om dat zelf nader uit te zoeken bekeek ik nu beide beroemde docs van begin tot eind, want inmiddels bleken ze gewoon op VHS/DVD verkrijgbaar bij de betere videotheek. Dat viel niet mee. Mijn uitgebreide verslag verscheen in de Volkskrant, maar om kort te gaan: Riefenstahl was niet de uitvinder van nieuwe filmtechnieken. Ze was een slimme gebruiker en naäper van nieuwigheden, zoals slow motion, die anderen geïntroduceerd hadden. Met dank aan haar tientallen cameramannen. En saai waren ze zeker ook, deze dure opdrachtfilms. Geniaal of origineel? Nou nee. Nazistisch dat wel. Met enkele sterke fragmenten. Juist niet die met de pompeuze beeldtaal, maar ‘gewone’ geregistreerde momenten, zoals het massale volksenthousiasme in de straten van Nürnberg. Dan wordt Triumph tot angstwekkend tijdsdocument.
Als zijlijn ontdekte ik dat Riefenstahl, op haar oude dag overgestapt op onderwaterfilmerij, nog steeds of opnieuw inkomsten genoot uit haar nazifilms. Dat was eigenlijk strikt verboden: alles wat onder het nazibewind geproduceerd werd is ondergebracht in een aparte (Murnau-)stichting, die er voor waakt dat dit materiaal in handen valt van nieuwe generaties Hitlervereerders. Leni had zich er niets van aangetrokken en incasseerde nu de filmrechten via een distributeur die de films dankzij de nieuwe technieken gewoon weer verspreidde. Riefenstahls jongere partner bevestigde het aan de telefoon en begon meteen te klagen dat ze recht hadden op nog veel meer geld – voor hem duidelijk werd dat ik geen bewonderaar was, maar een kritische journalist en hij de zaak snel afkapte. Ook dit nieuws kwam in de Volkskrant terecht.
Afijn. Het zal duidelijk zijn dat mijn enthousiasme voor de 100-jarige filmmaakster minimaal was, net als voor haar bewonderaars-op-basis-van-fotoboeken. Maar de werkelijkheid blijkt toch nog weer een graadje erger. Een nieuw boek en bijbehorende documentaire geven een gruwelijk inkijkje in de nazirealiteit van mevrouw R. Ze zijn het resultaat van de hardnekkige recherches van auteur/filmmaker Nina Gladitz, die al in de jaren tachtig een docu wijdde aan het oorlogsverleden van Riefenstahl. Ze werd door de furieus reagerende regisseuse meteen bedreigd en met rechtsprocedures achtervolgd, die ze overigens won.
Kern van de nieuwe aanklacht is de opmerkelijke band van LR met de Duitse cameraman/editor/regisseur Willy Zielke (1902-1989). Een talentvolle filmmaker die begin jaren dertig in kleine kring opviel met zijn expressionistische camerawerk, belichting en montage. Zijn beide films, Arbeitslos en Das Stahltier, werden echter door de nazicensuur verboden. Riefenstahl kende dit werk en voor het tweede verbod zorgde zijzelf, via haar uitstekende connecties bij de nazitop (Goebbels, Hitler). Daarna kon ze het werkloze talent aan haar eigen project verbinden. Het was Zielke die de hele opening van Olympia filmde in Griekenland; de beroemd geworden fysieke fotografie, die de mensen als standbeeldachtige helden weergeeft, de tempels, de blote danseressen.. was allemaal van hem. Toen Riefenstahl daarna zijn proloog veranderde en zijn naam van de credits verwijderde stortte Zielke in. Een derde film was hem ‘afgenomen’. Hij werd zenuwziek, opgenomen als ‘schizofreen’ en meteen verplicht gesteriliseerd. Zo deed men dat toen. Omdat hij onder curatele gesteld was kon Riefenstahl nu onder valse voorwendsels bij zijn vrouw al zijn materiaal ophalen. De foto’s die hij maakte bij zijn Olympia-opnamen zou Leni op haar eigen naam zetten en later duur verkopen. Maar daarmee was het nog niet gedaan. Want voor haar speelfilmproject Tiefland wilde ze per se Zielke weer achter de camera. Hij weigerde twee keer omdat hij ‘liever in de hel was’ dan bij Riefenstahl. Tenslotte schreef LR een officiële dreigbrief en dwong hem mee te werken, aan eindshot en montage. Bij dezelfde film liet ze uit een nabijgelegen concentratiekamp tientallen Sinti en Roma halen om als dwangfiguranten op te treden, in het in Spanje gesitueerde verhaal rond een danseres (zijzelf). Zielke moest als een dwangarbeider de film monteren in haar Oostenrijkse chalet, terwijl mevrouw R zelf ging skieën. Pas na de bevrijding door de Russen lukte het Zielke om zijn burgerrechten te herkrijgen, als ‘volkomen gezonde’ man. Met de auteursrechten lukte hem dat niet meer. Dat kwam ook omdat Riefenstahl, slechts als Mitlaüfer beoordeeld, in naoorlogs West-Duitsland een enorme grote mond opzette en tegen iedereen die haar kritiseerde een proces begon. Ze genoot duidelijk de financiële steun van machtige supporters. (Nog in de volgende eeuw, toen ik voor mijn artikel rechercheerde, vroeg de Duitse filmcriticus die me wat tips gaf dringend om zijn naam niet te noemen. Dat zou hem een eindeloze juridische stalking door de firma Riefenstahl opleveren).
Kijk alsjeblieft zelf naar deze documentaire, dan hoef ik niet alle opgegraven ellende te noemen. Zo origineel was Riefenstahl, zo’n vrijgevochten vrouw ook, dat ze rücksichtslos parasiteerde op werk en leven van een begaafdere collega. Ik heb nogal weinig tegen feminisme, ook in filmverband, maar neem alsjeblieft het goede rolmodel. De echte Riefenstahl-story, die langzaam tevoorschijn komt vanonder de deken van geheimhouding en intimidatie, laat vooral zien dat het kwaad niet voorbehouden is aan mannen. Jodie Foster heeft haar plan opgegeven, gelukkig. Naar de ware biopic over mevrouw R wil je liever niet kijken.