‘Over smaak valt niet te twisten’

geplaatst in: Kunst, Maatschappij, Taal, Uitdrukkingen | 0

(In de serie ‘aangenomen onwaarheden en rare uitdrukkingen’)

(12 sept 2020) Vaak gebruikt als het over kunst gaat. Bedoeld wordt dat de één een schilderij van Mondriaan of Pollock prachtig kan vinden (ik), terwijl de ander er vol onbegrip of intense afkeer naast staat en liever doorloopt naar een klassiek landschapje. En dan heeft het geen zin heeft om een discussie te beginnen. Want zulke oordelen liggen op het gebied van smaak en daar helpen argumenten weinig. De één vindt nu eenmaal dit mooi en de ander dat, en dan kan je praten tot je scheel ziet – Amy Winehouse vs. Mariah Carey, pro of contra André Rieu of Tarantino – het verandert toch niets. Er valt hier niet te twisten, volgens het gezegde. Want dat zal tot niets anders voeren dan een patstelling.

Het gezegde klopt alleen niet, in vele opzichten. Ten eerste omdat er juist over smaak heel uitstekend en hartstochtelijk getwist kan worden. De één draagt argumenten aan om aan te tonen dat Tarantino’s obsessie met geweld ironisch bedoeld is, modern, fun, of een opzettelijk commentaar op onze kijkgewoonten en –verwachtingen. De ander blijft er een verlekkerde flirt met gewelddadigheid in zien, een commercieel dansje op de vulkaan, dat door alle pro-argumenten alleen maar bevestigd wordt. Welles-nietes. Tegenspraak dus, ofwel: twist. En dan heb ik het nog niet over een twist over een nauwelijks bespreekbaar onderwerp als (jazz)muziek: bebop of Coltrane, is free jazz nog wel muziek?, is Dixieland nog wel jazz of gewoon slaapverwekkend? Over al deze en aanverwante vragen uit andere kunsten valt juist heel fijn te twisten, dat wil zeggen: van mening te verschillen en vol overtuiging te ruziën. Probeer het maar eens uit met een bevriende liefhebber en neem het liefst een oude, beproefde reputatie als onderwerp (Ivo van Hove, Paul Verhoeven, Vermeer); want jong talent heeft als complicatie dat ze nieuw en jong zijn en er meestal voorzichtiger met hun nog prille werk wordt omgesprongen. Hetzelfde geldt bij pas overleden kunstenaars; dan treedt respect in, zij hebben alles goed gedaan, weg twist. Maar in alle andere gevallen biedt kunst een zee van aanleidingen tot onenigheid! ‘Goh, mooi hè?’ – ‘Tja. Eigenlijk vind ik er niet veel aan’ – ‘Hoe kan dat nou? Kijk nou eens naar dat kleurgebruik’ – ‘Dat doe ik al de hele tijd en ik vind het verschrikkelijk’, uitlopend op de prachtzin: ‘Ja maar jij hebt ook gewoon geen smaak’.

Over smaak valt uitstekend te praten, zolang je maar geen toenadering verwacht, laat staan consensus. Op smaakgebied (ik beperk me tot kunst, ofwel esthetische smaak) kan nauwelijks onderhandeld worden. Vermoedelijk omdat zo’n smaak in laatste instantie vooral lichamelijk bepaald is en niet gestuurd wordt door geestelijk ingrijpen. Dat wordt nog duidelijker bij letterlijke, zintuiglijke smaak: chocola of pindakaas, rosé of witbier – dan is er alleen maar verschil. Argumenten, woorden in het algemeen, werken in op de geest. (Als ze al werken.) En vragen daarnaast om een zekere geestelijke openheid. Smaakoordelen zijn daar te direct voor: je houdt gewoon van stampende metal omdat je lichaam daar om vraagt, of juist van klassieke gitaar omdat dat het beste aansluit bij jouw state of body and mind. En sterker nog: iedereen weet dit! Daarom laten smaakgroepen elkaar doorgaans met rust, ook al hebben ze geen goed woord over voor de voorkeur van de ander: Billy Joel-, schlager- of techno-liefhebbers? – ach, laat ze toch, de stakkers, ze weten gewoon niet beter. En zo komt er uit de smaakarena een heel bruikbaar model van praktische tolerantie tevoorschijn, vanuit het inzicht dat praten de verschillen niet zal en niet kán oplossen: tolerantie uit pure onmacht. Leidend tot het berustende idee van agree to disagree. Dus toch nog een vorm van overeenstemming!

De filosoof Kant had het foutieve gezegde ook al opgemerkt: ‘over smaak valt wel te twisten, maar niet te discussiëren’, schreef hij ruim twee eeuwen geleden. De man ontging vrijwel niets. Maar hij trapte daarmee wel in de tweede valkuil van het gezegde. Want het suggereert nog iets, dat óók niet klopt. Niet meer, in elk geval. Namelijk dat over andere kwesties wèl op zinvolle manier te twisten valt. Te ‘discussiëren’ dus. Bedoeld worden dan onderwerpen waar woorden greep op hebben, en argumenten vat op kunnen krijgen. Politiek bijvoorbeeld. De maatschappij. Daar kán je niet alleen strijden, maar zo’n twist heeft ook zin. Daar kan je proberen de halsstarrige tegenstander met snijdende inzichten te overtuigen. Daar komen gedachtenuitwisseling, toenadering of zelfs consensus als einddoel weer in beeld. Ja, gelooft u het? Dit noemen we de Illusie van de Zinvolle (Politieke) Discussie, een directe erfenis van de jaren zeventig. Kunt u zich herinneren wanneer u voor het laatst een publieke twist zag veranderen in een uitwisseling, of in overeenstemming? Consensus, wat was dat alweer? De publieke discussie van nu smijt vooral met argumenten die nergens landen en ontaardt regelmatig in een uitzichtloos twistgesprek. Sterker nog: dat lijkt precies de opzet, zeker op televisie. Discussies worden opgezet als strijdperk met lekker felle tegenstanders tegenover elkaar. Waarna de partijen, gevangen in hun trots en eergevoel, nog slechts bezig zijn hun eigen gelijk en hun publieke imago te verdedigen. Openheid is er een doodzonde. Wat zou Kant er van zeggen als hij dit ‘discussiëren’ kon meemaken?

Ik stel dan ook voor om het gezegde te updaten, als volgt:

Over alles valt te twisten, zeker over smaak.

Over vrijwel niets valt overeenstemming te bereiken, zeker niet over politiek.

Over smaak en kunst twisten is behoorlijk zinvol, omdat we op dat gebied elkaars malligheid verdragen en er zelfs om kunnen lachen. Dat vermogen lijkt op andere gebieden verloren te gaan.

Afbeelding links: Jackson Pollock, Reflection of the Big Dipper
Rechts: Jan Vermeer van Haarlem Southern landscape with herdsmen