Nummer 100: De virus variaties

Het virus in de stad

(18 mei 2020) Dit is mijn 100e blog. In een jaar of vier. Zoiets vraagt eigenlijk om een speciale aflevering, een bespiegeling, ontboezeming, fotoreportage. Of de minutieuze bespreking van één klein bloemetje, gevonden tussen de stoeptegels van een voortrazende wereldstad. Ik ben altijd jaloers op zulke kleine observaties die uitgroeien tot complete werelden, als ze maar met geduld en toewijding gemaakt worden. De flesjes en potjes van Morandi, de minimale melodieën van Satie, sommige shots uit films van Bresson. ‘The world in a grain of sand’, volgens de dichter Walt Whitman.

Het gele bloemetje stak z’n kop omhoog op die plek tussen de stoeptegels, omdat de stad tot stilstand was gekomen. Er liepen geen mensen meer over de stoep, er reden nauwelijks nog auto’s. Iedereen zat thuis, verplicht, om zich te beschermen tegen een onzichtbare, maar levensgevaarlijke bedreiging die door de lucht kwam. Een soort neutronenbom was het, maar dan één die binnenshuis niet werkte. En vermoedelijk was hij ook niet door mensen gemaakt. Het was de natuur die terugsloeg op een wel heel ingrijpende manier. En daarom had een ander deel van die natuur nu de kans gekregen om z’n (haar?) kop op te steken op plaatsen die zich daar gewoonlijk niet voor leenden. Het bloemetje kreeg al snel gezelschap van een paar grasjes en wat onkruid, dat over de tegels heen kroop en een heel stuk stoep groen kleurde. Vanuit hun huizen zagen de opgesloten mensen wat er gebeurde. Ze tikten elkaar aan en wezen glimlachend naar beneden, waar de natuur de stad veroverde. Kinderen maakten tekeningen van hun huis met een enorm grasveld of een wild bos pal voor de deur. ‘Dat wordt nog een hoop werk om het weer schoon te krijgen’ zei een tot werkloosheid gedwongen taxichauffeur tegen zijn vrouw die aan ‘home office’ deed. Hij had zelf best zin om zich er aan te zetten, maar hij mocht niet naar buiten. En het werk werd hem uit handen genomen. Op een ochtend liep een kudde hongerige geiten de stad in en ontdekte dat er op en naast de straat van alles te grazen viel. De geiten verslonden het  hoizontaal groeiende onkruid als een volleerde schoonmaakploeg. Ook het gele bloemetje, dat intussen een halve meter hoog stond, moest er aan geloven. Vanachter hun ramen keken de opgesloten mensen verbaasd toe hoe de geiten, compleet volgevreten, van pure verzadiging omvielen en op de lege straat in slaap vielen. Dat geiten zo luid kunnen snurken wisten de meeste stadsbewoners niet, en de kinderen moesten er om lachen. Een meisje tekende haar huis omgeven door geiten en andere dieren, als lag het in een dierentuin. Iets aan die tekening was van voorspellende waarde: het snurken van de geiten trok in de nacht wilde zwijnen aan, die zich gewoonlijk niet uit hun bossen waagden uit angst om op de eerste de beste weg overreden te worden. Achter de zwijnen kwamen een paar wolven en daarna nog een enkele beer. Honger hadden ze allemaal. De volgende ochtend was de stadsstraat veranderd in een jacht- en slachtterrein, waar de grote sterke dieren de kleinere opjaagden en te pakken namen. Neem het ze eens kwalijk. Ze hadden honger en zo gaat dat in de natuur. Bloederig zag het er uit, angstig ook en zielig, wat goed te zien was op de paar kindertekeningen die er van bewaard zijn gebleven. Maar de meeste kinderen werden door hun ouders weggehaald bij de ramen. Want een beetje natuur is leuk, maar het kan ook teveel worden voor een mens en zeker voor een kind.

Dit gebeurde allemaal lang geleden, in een tijd dat bloemetjes nog buiten kassen groeiden, geiten vrij rondliepen en wolven bestonden. Het zou nu niet meer kunnen.

Het virus en de vrijheid

Er is natuurlijk maar één onderwerp, dezer dagen.

Duitsland is intussen uitgeroepen tot coronakampioen van Europa en het klopt dat men hier vrij snel en goed gereageerd heeft. Bijna twee maanden duurde de massale quarantaine in Dresden. Niet eens zó lang. Het overgrote deel van de mensen heeft zich er keurig aan gehouden, de cijfers zijn omlaag geroetsjt, de dagen en weken begonnen wel erg op elkaar te lijken. En nu wordt er alweer sinds een paar dagen gelockert, het weer is mooi en op straat lijkt het wel als vanouds, alsof er niets aan de hand is. Oké, men staat in een afstandsrij voor de supermarkt en met mondmaskers voor – toch niet helemaal als vanouds. Maar er is ineens wel erg veel vertrouwen dat het virus verslagen is. (Ik heb makkelijk praten. Maanden achter elkaar doorgeschreven, in vrijwillige afzondering.)

Nu komen in Duitse steden steeds meer mensen bij elkaar om tegen alle maatregelen te protesteren en Corona tot grote samenzwering te verklaren. In Stuttgart vijfduizend man op een plein, en echt niet met een meter tussenafstand of met mondmaskers: ‘Corona is fake’. Het is een samenzwering natuurlijk, van Bill Gates en Merkel, de farmaceutische industrie of anders wel van het joodse grootkapitaal. Ja jongens, zeker weten. En de aarde is hartstikke plat en wij worden massaal dom gehouden door een onzichtbare, maar stinkend rijke elite die verplichte inentingen wil doorvoeren, absoluut.

In Duitsland is net als in Nederland het gemiddelde opleidingsniveau van de bevolking hoger dan ooit, maar aan zulke demo’s valt dat niet te merken. Een ratjetoe aan ‘linkse’, ‘rechtse’ en vooral egocentrische activisten, nog opgestookt door politiek extreemrechts dat een kans ziet om tegen ‘het systeem’ te ageren. Is het een verzameling paranoïde geesten, hebben ze teveel geblowd of vervelen ze zich stierlijk? Zij doen me denken aan het heel kleine groepje passagiers op de Titanic dat tot op het laatst bleef volhouden dat de boot helemaal niet zonk, dat was namelijk een leugen van de pers. Zoals een vriendin/verpleegster schreef: kunnen deze mensen misschien ook een verklaring tekenen dat als ze het virus zelf krijgen ze niet verpleegd hoeven te worden?

Dit is wat de veelbezongen vrijheid van meningsuiting (VvM) in onze tijd en plaats oplevert: een vrijheid van gekakel en eigenbelang. Ooit werd die VvM bedacht om de machtelozen een stem te geven tegen de machtigen. Tegenwoordig weet men maar al te goed hoe dit principe te perverteren: de zogenaamd machteloze werkt zich met een wild provocerende mening in de kijker en verkrijgt via de media een macht – komt op tv, wordt door honderdduizenden gezien en gehoord – die ver uitstijgt boven de aandacht die de mening verdient. Zoals Nietzsche al zei, de mens is wil tot macht. Een verzameling gekkies die moord en brand schreeuwen omdat ze dan gehoord worden – en daar moeten we trots op zijn? Trots zou ik zijn als het algemene belang door velen in de gaten gehouden werd. En eigenlijk gebeurt dat ook wel, in Duitsland tenminste. De steun voor het regeringsbeleid is enorm. Maar wat je hoort is de mening van de rand. Die bereid is om met malle teksten opeen  karton de straat op te gaan. Het zou goed zijn als de mening van de grote stille meerderheid die het ook voor de publieke zaak opneemt beter hoor- en zichtbaar zou worden, zodat we ons niet steeds hoeven te laten gijzelen door de randen.

Ik schreef het al eerder. Vrijheid (van meningsuiting of anderszins) alléén, maakt telkens ruimte voor het recht van de sterkste. Of de luidste. De mafste. De meest onverdraagzame. Dat is de richting waar we onder de lachende leiding van onze grote vrijheidspartij al sinds decennia op afkoersen: vrijheid zonder gelijkheid en solidariteit levert een verschrikkelijk landschap op van egoïsten die hun ongelijke startposities verder uitbouwen tot een dito maatschappij. De eigenbelang-maatschappij.

Na het virus

Ik lees de bijdragen van allerlei mensen die een grote verandering voorspellen, veroorzaakt door de pandemie en de lockdowns. Het zal leiden tot een herwaardering van de ‘echte waarden’, meer aandacht voor de natuur, de planeet, de medemens of ons eigen innerlijk, of tenminste tot de invoering van het basisinkomen voor allen. Kortom de betere wereld (ik vul zelf in: van meer gelijkheid en solidariteit) ligt om de hoek, klaar voor het grijpen. Ik ben daar erg sceptisch over. Niet eens omdat ik sommige van deze voorspellers, zoals trendwatcher Edelkoort, niet zo hoog aansla, en ook niet omdat ik geen verandering nodig vind. Maar het is wensdenken, geen serieuze voorspelling. Ik denk dat angst en zelfbescherming, die nu ons denken en handelen bepalen, geen goede voedingsbodem zijn voor de gewenste radicale veranderingen. Men wil eerst het oude bezit terug (bewegingsvrijheid is een bezit, keuzevrijheid ook), pas daarna komt er misschien wat ruimte om zaken weg te geven of te delen. Ik vind het naïef om te denken dat in een moment van nood de wens naar een omwenteling algemeen gedeeld wordt. Nee, het is juist de wens naar restoratie die opspeelt en het is moeilijk genoeg om dat sentiment niet uit de hand te laten lopen. Ik vermoed dat we de grote welvaart nodig hebben als onderbouw voor stapsgewijze verandering.

Het virus en de Bevrijding

Omdat ik me zo intensief bezighoud met de oorlog (Het manuscript van ‘Lentz – de ambtenaar en het kwaad’ is in eerste versie klaar!) zie ik soms overeenkomsten tussen de bezettingsjaren in Nederland en onze vreemde periode van lockdown.  Nu lijkt het een beetje op de stemming na de bevrijding. Ik moet denken aan Eduard Veterman, Amsterdamse toneelman en de eerste vervalser van Lentz’ persoonsbewijs. Zijn verzetsgroep werd opgerold, hij ontsnapte ternauwernood aan de dood en zat langdurig gevangen – en toen hij na de Bevrijding terugkeerde was hij overtuigd dat een nieuwe wereld ging aanbreken in Nederland. De oude machthebbers en structuren moesten verdwijnen, hij schreef er een heel boek over. Binnen een jaar was hij diep teleurgesteld omdat dit allemaal niet gebeurde. Niet de verzamelde verzetsgroepen kwamen aan de macht, maar de oude partijen, instituties en ideeën. Veterman was woest en bitter en in die stemming stierf hij bij een vreemd auto-ongeluk. De wens naar een compleet nieuwe ordening leefde bij veel verzetsmensen, bijvoorbeeld ook bij de Italianen Spinelli en De Gasperi. Zij maakten er politiek van en hoorden bij de grondleggers van de nieuwe Europese eenheid, die begin jaren vijftig tot stand kwam met de EGKS. Een enorme verandering en van de gevolgen profiteren wij nog steeds. Was Veterman maar wat langer blijven leven, dan had hij het zelf kunnen zien. De verandering kwám, het ging alleen langzamer.