Karl Popper vs. Karl Marx: rede tegen hartstocht

geplaatst in: Filosofie, Maatschappij, Politiek | 0

(15 dec 2017)  Had ik dit maar veertig jaar eerder gelezen, dacht ik. Het tweede deel van Karl Poppers grote werk De open samenleving en haar vijanden (1945) is een lange, intense aanval op het Marxisme. En in de jaren zeventig was het Marxisme bepaald ‘hot’ in kringen waarin ik verkeerde. Als schoolactivist kwam ik ze regelmatig tegen, de marxistisch-leninistische actievoerders die je onmiddellijk kon herkennen aan hun ijzeren taalgebruik vol groots klinkende zelfstandig naamwoorden, strak in het gelid gezet. Het Proletariaat, de Productiemiddelen en –krachten, de Bourgeoisie (hopeloos), de Verelendung natuurlijk gevolgd door de Revolutie en de klasseloze Maatschappij, en dan had je nog het Revisionisme, de Contraproductiviteit en de Contrarevolutionaire krachten die overal op de loer lagen om de kameraden een loer te draaien. Ook als filmstudenten ontkwamen we er niet aan: een redacteur van het links-communistische filmblad Skrien beschimpte ons in een kwade toespraak, vanwege onwetendheid over het Marxisme. Hoezo kenden we dat niet, dat was immers de enige juiste basiskennis? Het Marxisme was een leer zo hard als staal, arrogant, intolerant en agressief. En tegelijk was het natuurlijk een geloof, ondersteund door zijn eigen bijbel: Das Kapital van Karl Marx, op dat moment al ruim  honderd jaar oud. Natuurlijk werd de arbeidersklasse onderdrukt, natuurlijk zou de revolutie komen zoals Marx beschreven had, het stond immers allemaal in dat boek! (Wat later zou de redacteur van dit geloof vallen en zich laten kennen als een goede filmmaker en een aardige vent, die me zelfs vroeg of ik niet een plaatsje voor hem had in mijn absurdistische cabaretgroep ‘1983’. Op zich een geslaagd stukje absurdisme.)

Met dit ijzeren bouwwerk bindt Popper nu de strijd aan. Zijn boek beperkt zich overigens niet tot het Marxisme, maar richt zich op een bepaalde vorm van denken in het algemeen. Karl Popper (1902-1994), een Oostenrijks-joodse wetenschapsfilosoof en logicus die voor het nazisme uitweek naar Nieuw-Zeeland, schreef het boek tijdens de Tweede Wereldoorlog. Beginnend bij Plato bespreekt hij een serie denkers, wier denkbeelden een bedreiging vormen voor de ‘open samenleving’ van vrijheid en democratie en die daarmee grote invloed hebben gehad. Het Marxisme is een moderne variant van dit gesloten denken. In het communisme, zoals het in Rusland uit naam van Marx en Lenin in de praktijk werd gebracht, zag Popper een totalitaire dictatuur, even gesloten als het fascisme van Hitler-Duitsland. The Open Society was meteen bij zijn verschijning na de oorlog een succes en werd in vele talen vertaald. Ik had het dus gelezen kúnnen hebben. En er sterke argumenten aan kunnen ontlenen.

Want onder Poppers frontale aanval blijft er vrijwel geen spaan heel van de Marxistische leer, niet van zijn logische opbouw noch van zijn profetische waarde. Zo ontleedt Popper de grote voorspelling van het Marxisme eerst in drie stappen: 1) het kapitalisme leidt tot verscherping van de klassentegenstellingen; 2) door Verelendung wordt de opstand van het proletariaat onvermijdelijk; 3) de klasseloze samenleving komt tot stand, waarmee een ideale situatie bereikt is. Vervolgens toont hij met grote hardnekkigheid aan dat de analyse niet klopt en dat alle voorspellingen niet logisch, niet goed doordacht en op geen enkele manier noodzakelijk zijn. (En ook in de praktijk bracht het Russische communisme erg weinig terecht van fase drie.) De reden? Marx stelde het voor alsof het kapitalisme gehoorzaamde aan innerlijke wetten die het vanzelf te gronde zouden richten. Hij hield er helemaal geen rekening mee dat dit kapitalisme zich ook zou kunnen verbeteren. En juist dat gebeurde. Waar het aan banden gelegd werd door democratische (staats)ingrepen, leidde het kapitalistische systeem niet tot verslechtering maar tot verbetering van de situatie van de arbeiders. En fijntjes constateert Popper dat van het tienpuntenprogramma van het Communistisch Manifest uit 1848 de meeste eisen een eeuw later inderdaad gerealiseerd zijn… maar door de verfoeide kapitalistische democratieën: progressieve inkomstenbelasting, beperking van erfrecht, openbare en kosteloze scholing van kinderen. Kortom, Marx had het helemaal verkeerd gezien en zijn profetie wordt tot in détail weerlegd.

Dit alles is des te pijnlijker omdat Popper volstrekt sympathiseert met Marx’ basisimpuls. De mensonterende toestanden van het vroege kapitalisme moesten bestreden worden, natuurlijk. En zeker moet er meer rechtvaardigheid komen, meer gelijkheid en meer vrijheid. Maar dit is niet de goede manier, lijkt hij Marx toe te willen schreeuwen. Deze wetmatige voorspellingen en deze starre manier van denken leiden regelrecht tot een totalitair (dus onvrij en ongelijk) regime!

Met deze scherpe argumenten had ik de gelijkhebberige Marxistisch-Leninisten destijds lik op stuk kunnen geven, dacht ik. Maar of het had gewerkt? Waarschijnlijk had het slechts tot smalende blikken en botte ontkenning geleid. Want het Marxisme blijft vooral een geloof, dat zich nauwelijks laat bestrijden met argumenten. Een geloof dat zich baseert op een terechte emotie – meer rechtvaardigheid – maar toch. Het is een heilsleer vermomd als wetenschappelijke theorie, en een aanval op de theorie brengt de emotionele kern ervan niet echt aan het wankelen. Want de rede legt het vaak af tegen de emotie. Of zoals de Schotse filosoof David Hume schreef: ‘de rede is slechts de slaaf van de hartstochten’.

En precies dat is eigenlijk het manco van Poppers hele onderneming: zijn rationalisme, zijn logica, zijn volledigheid en zijn pleidooi voor een ‘open’, wetenschappelijke en tolerante manier van denken – ze lijken niet echt op te wegen tegen de aantrekkingskracht van de simpele, emotionele drijfveer. Zijn rationele verontwaardiging legt het af tegen de maatschappelijke woede van Marx. Ja diens leer mag een onlogisch zooitje zijn, maar hij biedt wel hoop, troost en een doel. Kom daar maar eens overheen met je redelijke argumenten.

Je zou dit de tragiek van Popper kunnen noemen, wat breder gezien is het eigenlijk de tragiek van de ratio zelf. Ratio is nodig om überhaupt tot zulke ideeën als gelijkheid en rechtvaardigheid te komen, zij is een onmisbare pijler onder de open samenleving. Maar telkens komt ze tevoorschijn als een koele, neutrale ambtenaar (of erger nog: ‘technocraat’). Terwijl zij eigenlijk de drager is van een hele reeks hartstochtelijke idealen – vrijheid, gelijkheid, tolerantie, rechtsstatelijk pluralisme, kortom de idealen van de Verlichting zelf. Waarom wordt dit zo weinig gezien? Waarom is de rede toch zo un-cool en onsexy? Misschien is het allemaal een kwestie van PR. Misschien is het wachten op een boek of een film die de ratio nu eens presenteert als de positieve held die zij eigenlijk is: een beheerste reuzin, die als een Atlas de open samenleving op haar rug draagt.

 

Karl Popper De open samenleving en haar vijanden (1945), tweede deel