De menselijke wispelturigheid volgens Plato

geplaatst in: de mens, Filosofie, Literatuur | 2

(4 apr. 2017)  Een van Plato’s bekendste werken is De Staat, Politeia, ook wel vertaald als Constitutie. Het is een uitgebreide verhandeling over de juiste inrichting van de maatschappij, in de vorm van een dialoog gevoerd door Socrates. Maar het laatste stuk is een verhaal, over het leven na de dood: het verhaal van Er. Deze Er is een soldaat die sneuvelt in de strijd, maar na tien dagen is zijn lichaam nog niet aangetast. Nog weer twee dagen later, vlak voor zijn eigen crematie, komt Er ineens weer tot leven. Met een duidelijke bedoeling: hij moet op aarde gaan vertellen wat hij gezien heeft ‘aan gene zijde’. Zo horen we eindelijk uit de eerste hand hoe het ons vergaat na de dood.

Het belangrijkste daarbij is dat de geest onsterfelijk blijkt. De gestorven psychen, waarin wel de persoonlijkheid voortleeft maar weer niet het karakter, verzamelen zich op een grote vlakte. Daar wordt eenieder beoordeeld op zijn of haar aardse gedrag. En vervolgens beloond met een duizendjarig verblijf in de hemel, dan wel bestraft met een even lange periode in de onderwereld. Voor alle duidelijkheid: dit verhaal komt uit het Griekenland van ongeveer 400 vóór Christus, maar maakt duidelijk waarom het Christendom door Nietzsche ook wel ‘Platonisme voor het volk’ genoemd werd. Hemel, hel, beoordeling van het morele gehalte en bestraffing van zondigheid – het was allemaal al bij Plato aanwezig.

Maar daarmee is Ers verhaal nog niet klaar en het mooiste komt aan het eind. Want na die duizend jaar bestaan de geesten nog steeds, ze zijn immers onsterfelijk. Nu verschijnen ze weer op die vlakte vanuit de hemel respectievelijk de onderwereld, ze trekken er lootjes en kiezen dan een nieuw leven op aarde. Daarbij hebben ze de keuze uit verschillende levenslopen, die voor hen worden uitgestald. Ze reïncarneren dus in een volgend lichaam, dat een eigen karakter heeft en een eigen levensloop. Beide liggen dus al van te voren vast. Kenners zullen hier grondideeën uit het Hindoeisme en Boeddhisme herkennen, religies die ongeveer in Plato’s tijd ontstonden.

Tot zover de sprookjes over het eeuwige leven. Maar dan volgt alsnog een verbluffend, splijtend inzicht over de menselijke aard, waar wij tijdens ons aardse leven iets aan kunnen hebben. Want de eerste van de onsterfelijke zielen, een manlijke geest die net duizend jaar in de hemel heeft doorgebracht, kiest voor het leven van een grote machthebber met veel slechte trekjes. En als hij zijn fout inziet kan hij niet meer terugkomen op zijn besluit. Hij blijkt geen uitzondering, maar de regel: de geesten die net uit de hemel komen – en die zich dus ooit keurig gedragen hadden op aarde – kiezen nu voor ‘slechte’ levens, waarin geld, macht, roem en egoïsme centraal staan. ‘Want’, zo schrijft Plato. ‘ze zijn niet door het lijden getraind’. De goede geesten maken daardoor moreel verkeerde keuzes. En bij de slechterikken, die er net duizend jaar onderwereld op hebben zitten, ligt dat precies andersom! Zij kiezen nu juist voor goede levens, want ze hebben hun lesje geleerd. Er vindt een ‘vrijwel algehele omwisseling van geluk en ongeluk plaats’, aldus de klassieke Griekse schrijver-filosoof.

Waarom is deze verhaalwending zo spectaculair en ontnuchterend? Omdat hier blijkt dat straf en lijden als correctiemechanismen weliswaar functioneren, maar toch niet echt helpen om de mensheid in z’n geheel het juiste pad op te sturen. Want de andere kant, van het moreel goede, houdt zichzelf niet in stand; die verlangt uit zichzelf naar z’n eigen tegendeel. De goederikken zijn niet tevreden met hun eigen leven en de ruime beloning daarvoor, nee, ze willen de andere kant leren kennen. Ze willen ook wel eens stelen, graaien, rijk en ontrouw zijn – kortom alles wat God verboden heeft. Puur uit verveling met wat ze al kennen! Pas als ze een mensenleven en duizend jaar hel verder zijn, zullen ze weer voor het goede pad kiezen. Zo wordt het kwaad natuurlijk nooit overwonnen. Wat je door de voordeur naar buiten zet komt door de achterdeur weer binnen. Het systeem van goed en kwaad houdt zichzelf in stand, in voortgaande cycli van geluk en ellende.

Ironischer kan een boek bijna niet eindigen, zeker niet bij Plato. Want hiermee wordt meteen al het voorgaande gerelativeerd. De Staat is een bouwwerk van rigide voorschriften voor de inrichting van de ‘goede’ samenleving: een pure klassenmaatschappij, waar iedereen zijn/haar voorgeschreven plaats moet kennen en zich aan strikte voorschriften moet houden. En daarnaast worden ook de ideale psyche en de ideale politicus geschetst – alles bedoeld om te leiden tot een goed, of zelfs ideaal leven. Maar aan het eind van dit absolutistische bouwwerk haalt de auteur het zelf onderuit! Tot een veel betere samenleving zal dit alles niet leiden, want degenen die nu het goede doen zullen, over duizend jaar als geest, zelf ervoor kiezen om lekker slecht te worden. En omgekeerd. Waarom dan nog al die strikte regels voor het aardse leven zelf, vraag je je ineens af. Kan dat niet beter zijn eigen balans vinden, in de eeuwige strijd van goed en kwaad?

Grappig en veelzeggend, deze klap in het gezicht die Plato zichzelf hier verkoopt, onbewust vermoedelijk. Verveling met jezelf en de eigen ervaringen lijkt de allerbelangrijkste drijfveer van de mens te zijn. Hij (zij speelt bij Plato nauwelijks een rol) wil over de schutting kijken en vindt het gras daar op den duur toch groener. Wat een mechanisme! Het doet denken aan de typering die de Duitse filosoof Safranski geeft van het Kwaad, als het ‘drama van de vrijheid’. Het kwaad bestaat puur omdat we vrij zijn en dus ervoor kunnen kiezen. Ga daar maar eens tegenin met een ‘war on evil’. Zulk kwaad kan je misschien indammen, maar nooit uitschakelen. En het doet denken aan wat Dostojevsky midden negentiende eeuw opmerkt, in Notities uit het ondergrondse, als de hoofdpersoon zich in een lange, boze monoloog richt tot maatschappelijke idealisten: snappen ze dan niet dat we soms het slechte zullen doen, ‘alleen maar om te laten zien dat we over een vrije wil beschikken’? Het slechte doen, puur om te laten zien dat we vrij zijn. Daar helpt geen systeem tegen.

Plato  ‘Het verhaal van Er’ in: Constitutie (Politeia) (plm. 380 v Chr.)
Rüdiger Safranski  Het kwaad, of het drama van de vrijheid (1998)
Fjodor Dostojevsky  Notities uit het ondergrondse (1864)

2 reacties

  1. Mike Boissevain

    Interessante samenvatting en constatering Jurrien. Ik meen echter wel dat het hindoeisme veel ouder is dan het boeddisme, dat daaruit is voort gekomen, en dus ouder dan Plato’s filosofische geschriften.
    Neemt niet weg dat dit stuk goed geschreven is en de kwestie van goed en kwaad weer op de middenstip legt!
    Er valt veel over te zeggen maar ik zwijg nu maar.
    Groet,
    Mike

    • Jurriën Rood

      Qua wortels schijnt Hindoeisme inderdaad ouder te zijn, dank voor de correctie Mike. En zwijg vooral niet over goed en kwaad, dat doe ik ook niet. Groeten!