(5 dec 2016) Een interview (met Sylvana Simons), een docu (over verboden nazifilms) ) en een veroordeling (van Lutz Bachmann) op één en dezelfde dag. Ze maken dat ik mijn mond niet meer kan houden over een thema waar al ontstellend veel over geschreven wordt, inclusief schrikwekkende meningen.
Het is een merkwaardig live interview vanuit de Balie, waar hoofdgast Simons ondervraagd wordt door verrassingsgast Wilfried Genée, bekend tv-journalist. Deze heeft in zijn hoofd gezet dat hij maar één vraag beantwoord wil krijgen: namelijk of Simons de heer Johan Derksen een racist vindt of niet. Waarop zij rustig en verstandig opmerkt dat Derksen racistische uitlatingen gedaan heeft en dat dat eigenlijk veel belangrijker is dan de vraag wat iemand nu precies ‘is’. Hiermee raakt ze me vol, zowel qua inhoud als qua stijl. Helaas kan de interviewer zo’n nuchter antwoord duidelijk niet aan, ziet het aan voor ontwijkend gedrag of arrogantie, en blijft de resterende tien minuten hameren op een zogenaamd dwingende vervolgvraag: heeft Simons eigenlijk wel de juiste stijl?
Over de zelfbedachte rol van grootinquisiteur die sommige tv-journalisten zich tegenwoordig aanmeten plus de bijbehorende arrogantie moeten we het maar een andere keer hebben. In elk geval ging hierdoor de interessante vraag die op tafel lag weer verloren: beoordelen we mensen op hun handelingen en uitingen, of beoordelen we hen op hun ‘wezen’, op ‘wat zij eigenlijk zijn’? En hoe zouden we dat laatste eigenlijk kunnen weten? Is het niet zo erg als iemand wat racistische uitspraken doet, als er door anderen verzekerd wordt dat hij ‘echt geen racist is’? Ongeveer zoals men van iemand die zware misdrijven (moord?) gepleegd heeft, wel eens zegt: hij is ‘toch geen slecht mens’. Wat betekent dat eigenlijk? Het is dan alsof je deze mens tekent als een poppetje, die aan de buitenkant wat zwarte strepen heeft, (de slechte daden of uitingen). Maar pas als het poppetje van binnen helemaal zwart is ingekleurd, ja dán kan je spreken van racisme, of van een slecht mens. We hebben het dan kennelijk over de ziel van een dader en menen die ook te kunnen beoordelen, alsof we kleine Petrusjes zijn aan een zelfgemaakte hemelpoort. Misschien heeft het zin, dit beoordelen van andermans innerlijk, en ongetwijfeld heeft het diepe wortels in religie – alleen kunnen we de ziel niet zien of horen, we kunnen er zelfs nauwelijks bijkomen, als hij al bestaat. Intussen zijn de daden cq. uitingen wel degelijk zichtbaar en ook werkelijk gepleegd. Dat is de kant van de zaak die we echt kunnen beoordelen. Het lijkt me zinnig om dat allereerst te doen voor we ons verliezen in speculaties. In lijn met Sylvana Simons lijkt racisme me niets anders dan een verzamelterm voor bepaalde gedragingen/uitingen. Bijvoorbeeld het doen van racistische uitspraken. Die uitspraken kunnen wij uitstekend beoordelen. Of iemand een racist is, is van minder belang dan of hij/zij racistische daden gepleegd heeft. Wat hij is, diep van binnen, behalve het pleger-zijn van zijn eigen daden, dat mag hij helemaal zelf weten. Wat hij doet weet niet alleen hij, dat is openbaar. En zijn handelingen mag hij niet helemaal zelf weten.
Vandaar dat Pegida-oprichter Lutz Bachmann vandaag veroordeeld werd. Vorig jaar volgde ik van nabij de door hem opgerichte rechtsconservatieve straatbeweging in Dresden, die op haar hoogtepunt in januari 25.000 mensen op de been bracht.* Het keerpunt kwam met de ontdekking van eerdere uitlatingen van Bachmann op Facebook: daar beschreef hij asielzoekers als ‘tuig’, ‘vee’ en ‘vuilnis’. Het leidde niet alleen tot een scheuring in de Pegida-leiding, maar ook tot een dramatische val van de straataanhang,. Die liep spontaan terug tot zo’n drieduizend man en is sindsdien min of meer op dat niveau gebleven. Waren Bachmanns uitlatingen racistisch? Strikt genomen niet: hij had het immers niet over een ras, maar over een anders geformuleerde categorie van mensen (in nood). Verder was alles fout er aan: hij karakteriseerde deze groep mensen namelijk als niet-menselijk. Dat is direct in strijd met de Duitse wet, en zelfs met het eerste artikel van de grondwet, dat de waardigheid van de mens centraal stelt. Van waardigheid was in deze posts geen sprake, wel van concrete minderwaardigheid. Bachmann kwam met aanzienlijke vertraging voor de rechter, werd veroordeeld, ging in hoger beroep maar besloot ineens het oordeel niet meer aan te vechten. Nu is het oorspronkelijke vonnis bevestigd: een kleine 10.000 euro boete. Is hij nu, ook in ruime zin, een ‘racist’? Who cares. Deed hij verwerpelijke uitspraken? Ja.
Intussen kan je je afvragen of zulke meningsuiting eigenlijk strafbaar moet zijn. Dat deed Arnon Grunberg eerder dit jaar over Bachmann en besloot van niet. Ik reageerde met een kritiek die de opiniepagina van de Volkskrant niet haalde. Inmiddels lijkt Grunberg zijn liberale standpunt wat bijgesteld te hebben: ‘de gedachte dat de Untermensch bestaat, dient te worden bestreden’ schrijft hij recent.** Opmerkelijk. Dus toch een ondergrens aan de veelbezongen vrijheid van meningsuiting? Maar hoe wil je een gedachte bestrijden? Hoe kan je de uiting ervan tegengaan zonder enig verbod? Voor nu is vooral Grunbergs typering bruikbaar: meer nog dan racisme is het een ‘ondermensisme’ wat je wilt bestrijden, een indeling van de mensheid in categorieën van meer- en minderwaardigheid.
Dit speelde in mijn achterhoofd bij het zien van de vrij recente documentaire Verbotene Filme, die nog eens haarscherp toont met welk mechanisme de ondermenselijking werkt.*** De films in kwestie zijn Duits en werden geproduceerd door de nazi’s. Van de 1200 nazifilms werd na de oorlog een kwart door de geallieerden verboden en ondergebracht in de Murnau-stichting. Ze konden niet meer vrij vertoond worden en waren alleen beschikbaar voor studiedoeleinden. Veertig ervan worden nu, zeventig jaar later, nog steeds gezien als ‘hoogst problematisch’, bijvoorbeeld omdat ze een door en door antisemitische strekking hebben. Daaronder valt de absolute publiekshit van 1940, Jud Süss, die alleen al in Duitsland 20 miljoen (!) bezoekers trok. De docu volgt begeleide vertoningen van zulke films voor proefpublieken van vooral jongeren, in Duitsland, Frankrijk en Israël. Telkens toegesneden op de vraag of het verbod ervan langzamerhand niet uit de tijd is. Opvallend genoeg zijn de Israëli’s daar wel van overtuigd (‘belachelijk, niemand neemt dit meer serieus’) en de zalen met Fransen en Duitsers helemaal niet. Maar het zijn vooral de fragmenten uit deze vaktechnisch gemaakte, ‘goed’ gespeelde films die doen huiveren. Onversneden jodenhaat in beeld en woord, de jood als absolute vijand. Hoe gebeurt dat? Door de categorie ‘joods zijn’ als eenheid te nemen en consequent te koppelen aan slechtheid op terreinen van geld, seks en politiek. Vaste en slechte eigenschappen worden toegeschreven aan alle leden van een groep. Kortom, negatieve stereotypering van een groep mensen, hier gecategoriseerd naar ras cq. geloof.
Is dat racisme? Natuurlijk, sterker nog: racisme is niets ander dan dit. Maar het begrip racisme is niet wijd en niet transparant genoeg. Wat hier gebeurt is negatief generaliseren en ontmenselijken: het is ondermenselijking in zijn ergste vorm. Of het daarbij nu om een ras gaat, dan wel een politieke groep, een nationaliteit of om bepaalde sportbeoefenaars is eigenlijk van minder belang. Het zet een groep mensen apart als slecht, kwaadaardig en minderwaardig. Natuurlijk is zulke stereotypering in theorie een overbekend mechanisme, maar de filmfragmenten drukken je nog even met je neus op de ervaring zelf: the proof of the pudding is in the eating en deze smaakt diep weerzinwekkend. Is het daarmee ook gevaarlijk? Volgens de getuigenissen hier van twee voormalige rechtsextremisten is het dat zeker: illegale kopieën van deze films worden door rechtsextreme groepen gebruikt als lokmiddel bij het verwerven van nieuwe aanhang, vooral onder jongeren. 14-jarigen bereik je sneller met een aansprekend filmverhaal dan met een lange tekst. Een huiskamervertoning van Jud Süss geldt in deze kringen als het snoepje van de week. Telkens dreunt de stereotypering door in de veelal jonge hoofden: deze groep mensen is minderwaardig, ze vertegenwoordigen het kwaad in de maatschappij, en dus? Weg ermee!
Misschien moeten we minder over racisme spreken en meer over minderwaardigheid en gelijkwaardigheid. Het is vermoedelijk het idee van de gelijkwaardigheid van alle mensen en van alle groepen van mensen waar we het het moeilijkst mee hebben, zelfs binnen een pluraal ingerichte maatschappij. Maar het ideaal van de plurale maatschappij is niet alleen veelvoud, maar evengoed gelijkwaardigheid binnen dat veelvoud. Uitkijken moet je als, onder het mom van vrijheid van meningsuiting, meningen geuit worden die de pluraliteit zelf aanvallen. Die het veelvoud willen vervangen door weinig-voud, of enkelvoud, of de gelijkwaardigheid door meer- en minderwaardigheid. Daarom denk ik dat sommige verboden nodig zijn en voorlopig gehandhaafd moeten worden.