(juni 2016) Tussen de takken van een ruim honderd jaar oude eik beschijnt de herfstzon de grafsteen. Sereen, mooi en stil. Dit is de laatste rustplaats van Friedrich Nietzsche, de wereldberoemde ‘Filosoof met de Hamer’ en een van de meest invloedrijke en dwarse denkers van de negentiende eeuw. Als filosoof is het een bijzondere ervaring om in alle eenzaamheid aan de voeten te staan van zo’n illustere voorganger.
Ironisch is het wel: de man die ‘de dood van God’ verkondigde ligt begraven tegen de zijmuur van een kerk. Het doet denken aan die graffiti-grap uit de jaren zestig: ‘God is dood’ ondertekend met: Nietzsche. En daaronder: ‘Nietzsche is dood’, ondertekend met ‘God’. De grap is werkelijkheid geworden bij de kerk van Röcken, Duits dorpje onder de rook van Leipzig. Nietzsche is er teruggekeerd in de schoot van zijn familie, waar hij bij leven juist veel afstand van had genomen. Naast hem ligt zijn zuster Elisabeth en in het volgende graf zijn vader, moeder en zijn kleine broertje. Tien jaar lang hadden moeder en zus de filosoof verpleegd in zijn waanzin. Na zijn dood in 1900 wilden ze hem eigenlijk begraven in het net geopende Nietzsche archief in Weimar. Toen daar geen toestemming voor kwam kozen ze voor het geboortedorp. Terug dus naar de kerk, de familie en naar het verloren paradijs van zijn jeugd.
‘Hij wilde hier helemaal niet weg’, zegt Stephanie Jung, de nieuwe beheerder van de Nietzsche-gedenkplaats, staand in de grote, wilde tuin die in de afgelopen eeuw weinig veranderd is. Want voor de jonge Friedrich, Fritz genaamd, waren de eerste jaren van zijn leven een gelukkige tijd. Vader Karl Ludwig was dominee van Röcken, het jonge gezin met drie kinderen woonde in de pastorie naast de kerk. Nietzsche speelde in de grote tuin, hoorde zijn vader toe bij diens piano-improvisaties en kreeg er zelf zijn eerste muzieklessen. Maar Röcken staat ook voor het grote drama in Nietzsche’s jonge leven: kort na elkaar sterven de vader en het kleine broertje Joseph. Vader krijgt plotseling zware hoofdpijnen, wordt blind en overlijdt binnen enkele maanden – een soort voorbode van Nietzsche’s eigen ziektegeschiedenis. Kort erna krijgt het broertje krampaanvallen en sterft nog dezelfde dag. De vijfjarige Nietzsche heeft dat notabene de nacht ervoor in een droom voorspeld, aldus zijn op 14-jarige leeftijd geschreven autobiografie. Hij zag zijn vader opstaan uit diens graf, de kerk inlopen en met een klein kind in zijn armen terug het graf ingaan. Een hartverscheurend droombeeld; misschien hoopte het jongetje wel om zelf zo herenigd te worden met de vader die hij zo bewonderde.
Na deze dubbele tragedie moet het gezin de pastorie verlaten en trekt in bij familie in het nabijgelegen stadje Naumburg. In een streng, donker huis zonder tuin groeit Nietzsche op als enige man tussen zes vrouwen. En daar keert hij decennia later terug als onmachtig geworden patiënt, wandelend aan de arm van zijn moeder. Paradijselijk was zijn leven al lang niet meer; als jongen al wordt hij geplaagd door migraineaanvallen en een toenemende bijziendheid, later komen er nog hevige maagpijnen bij. Altijd is hij bang dat hij de ‘ziekte’ van zijn vader geërfd heeft en blijft op zoek naar mogelijke therapieën. De filosoof die beroemd zou worden met zijn pleidooi voor de Übermensch en de verheerlijking van geestelijke èn lichamelijke kracht, was zelf het levende tegendeel daarvan. Eigenlijk is het wel zo passend dat hij hier zijn laatste rustplaats heeft gevonden, op de plek van zijn verloren paradijs.
(november 2015)
————
(foto’s Jurriën Rood)
Röcken is het snelst te bereiken over Autobahn nr. 38 van Kassel naar Leipzig; neem afslag 28, Lützen. Informatie over de gedenkplaats: www.nietzsche-gedenkstaette.de. Meer over Nietzsche’s jonge jaren: Helmut Walther Der junge Nietzsche, www.f-nietzsche.de/djn.htm.