Altijd weer dat niets; nu met Hegel

geplaatst in: Filosofie, niets | 0

(29 mrt 2024)  Ja sorry hoor. Ik moet er telkens op terugkomen. Ik word er door een geheimzinnige kracht naar toe gedreven, lijkt het wel. Het niets. Zodra ik het tegenkom in een filosofische tekst spits ik mijn ogen en hersenen. Zoals ook nu weer.

Hier komt een zin waarop ik langdurig kan kauwen. Houd je vast, hij is verre van eenvoudig:

“Het dit is dus geponeerd, als niet dit, ofwel als opgeheven; en zodoende niet niets, maar een bepaald niets ofwel een niets met een inhoud, namelijk met het dit als inhoud.”

De zin komt uit een fameus en klassiek geschrift van een al even fameuze filosoof, de Duitser Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831). In zijn eerste boek, Fenomenologie van de Geest, door kenners vaak afgekort als ‘de Feno’, beschrijft Hegel hoe ervaring, het proces van het leren kennen, precies in zijn werk gaat. Tenminste, dat is de opzet, het gaat erom tot een ‘wetenschap van de ervaring’ te komen. Lastig daarbij is ten eerste dat het zo’n moeilijk onderwerp is, omdat ervaring nu eenmaal de basis is van alles wat wij kennen en weten en doen. Het is de bril waar we normaliter door kijken, en daar wil Hegel nu als het ware achter kijken. Een vorm van actief achteruitdenken, alsof een computer zijn eigen RAM-geheugen gaat onderzoeken. En daarbij komt dan nog dat Hegel zich niet makkelijk kan uitdrukken, om het maar heel voorzichtig te formuleren. De Duitse filosoof schrijft non-aanschouwelijk op een hoog abstractieniveau in zinnen vol eigenzinnige begrippen die niet of nauwelijks uitgelegd worden. Het resultaat is (hier) een vorm van ondoordringbaar proza dat de argeloze lezer naar adem doet happen en nauwelijks uitnodigt tot verder lezen. Ik ben echt wel wat gewend aan complexe filosofische teksten die hun geheimen niet meteen blootgeven, maar Hegels Feno spant wat mij betreft de kroon. Pas na vier á vijf pogingen kon ik er enigszins in binnentreden.

Waarom leg je het dan niet gewoon weg? zult u vragen. Terechte vraag. Precies dat heb ik meermaals gedaan en me intussen tevreden gesteld met leesbare samenvattingen van dit gedachtegoed, dat namelijk wel degelijk interessante en ook bruikbare gezichtspunten bevat. Hegel kijkt namelijk naar de wereld vanuit het idee van beweging, verandering en proces, niet vanuit statische eenheden zoals ‘de mens’ en ‘de dingen’ – en dat spreekt me aan. In zijn visie gaat het om de ontmoeting van het bewustzijn met al het andere, en voor je het weet heeft Hegel daar een heleboel stadia, aspecten en onderdelen aan weten te onderscheiden, die ook weer geenszins statisch zijn maar veranderen, omdraaien en in hun eigen tegendeel veranderen. Dit proces, dit actieve heen en weer vol terugkoppeling, leidt tot het ontstaan van zelfbewustzijn, vervolgens tot de geest en daarna zelfs tot de ‘wereldgeest’ en het ‘absolute weten’. Complex? Nogal. Megalomaan? Absoluut.

Maar iets hierin is mijns inziens erg waar. Namelijk dat wij als bewuste, denkende mensen door dat denken voortdurend in verandering betrokken zijn. Alsof we eerst onze eigen (denk)hekken neerzetten, er vervolgens overheen gaan kijken naar wat zich aan de andere kant bevindt, dat exploreren en dan de hekken opschuiven om het  aanvankelijk onbekende gebied binnenboord te halen. Waarna het proces opnieuw begint.

Dit zijn mijn woorden, het is mijn beeld. Hegel zal zoiets niet snel schrijven, dat is hem vermoedelijk te populair-anekdotisch. Hij, strenge academicus uit de tijd van het Pruisische koninkrijk, beperkt zich tot een strikt begripsmatige beschrijving zonder voorbeelden, die al snel het contact met de grond verliest. Reden waarom zijn tijdgenoot Schopenhauer dit werk als ‘baarlijke onzin’ wegzette en sprak van ‘zinloze, dolgedraaide opeenhopingen van woorden zoals je ze alleen in de gekkenhuizen kan horen’. (Schopenhauer zelf schreef veel aantrekkelijker en begrijpelijker) Bij Hegels zinnen vraag je je inderdaad regelmatig af wat er nu eigenlijk staat en of hij daarmee nu dit bedoelt, dan wel het tegendeel van dit. Of nog iets anders. Om gek van te worden. Maar, pas op: één hoofdstuk uit dit duistere boek heeft wel degelijk enorme concrete impact gehad op onze wereld. Het zogenaamde ‘leerstuk van de meester-knecht dialectiek’ werd via de radicale uitleg van Marx de basis voor heuse wereldrevoluties. Ik wilde ondanks alles graag ontdekken hoe Hegel in zijn denken daarheen komt. (Eerlijk antwoord: het is me een raadsel.)

Terug naar Hegels zin over dat favoriete thema van mij, het niets. Hij staat in het hoofdstuk over de waarneming en daarvoor heeft de filosoof al ‘uitgelegd’ dat in het proces van leren kennen zaken eerst zeker lijken en bestaand, maar vervolgens weer verdwijnen, of in het Hegeliaans dat ze worden opgeheven, wat zowel ‘beëindigd’ betekent als ook ‘bewaard’ en ‘opgetild’. Hegel hield ervan woorden te gebruiken met meervoudige en tegengestelde betekenissen en vermoedelijk hield hij er ook van om het zijn lezers moeilijk te maken. Maar mij gaat het om wat hij daarna doet. Lees nog eens mee:

…“[het is] zodoende niet niets, maar een bepaald niets ofwel een niets met een inhoud…”

Hier kan ik van genieten. Naast alle dreigende Niets waar de filosofie zo graag mee zwaait en waar ik in eerdere stukken over schreef, krijgen we hier nu ook een ‘bepaald niets’ voorgeschoteld, dat zelfs een inhoud heeft! De strenge Pruisische professor laat hier even alle dogmatiek varen en vergeet dat niets toch eigenlijk alleen maar niets hoort te zijn, zonder vorm en natuurlijk ook zonder enige inhoud, anders is het namelijk weer iets – nee, hij creëert bijna en passant een nieuwe categorie, die van het niets met inhoud. Een soort tussenstap, waar niets en iets elkaar kunnen ontmoeten en, misschien wel, samenwerken. We zien het al voor ons: een flink stuk afgeperkt ‘niets’ met een stukje iets in het midden, als een zwart vlak met toch ook een vlekje kleur.

Zoiets stemt me vrolijk, in al zijn absurditeit. Op de achtergrond hoor ik Wittgenstein zijn grote waarheid brommen: ‘dat waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen’. Ja, eigenlijk wel, zeker. Wat kunnen we nu zinnig over niets zeggen, of over ‘het niets’? Maar hier stapt de filosofie gewoon over de grens van het zegbare en denkbare heen en verzoent tegendelen met elkaar, met één pennestreek. Hegel was in gedrag en houding geen rebel, maar wat hij hier doet is van grote revolutionaire klasse: hij vermengt filosofie met Monty Python tot een nieuwe synthese.

Het niets-met-een-inhoud kan bijgezet worden op de plank van ‘filosofische niets-curiosa’ waarvoor ik af en toe materiaal verzamel. Wie dacht dat zo’n plank toch eigenlijk zo goed als leeg zou moeten blijven zal nog vreemd opkijken. Zo ben ik net begonnen ik een boek dat het fenomeen zelfs in de titel opvoert: ‘Het zijn en het niets’ van de grote Sartre. Straks heb ik nog een hele kast nodig voor mijn verzameling. Niets rules!

G.W.F. Hegel Fenomenologie van de geest (1807); het beroemde Hoofdstuk 4a heeft als titel ‘Zelfstandigheid en onzelfstandigheid van het zelfbewustzijn; het heer zijn en het knecht zijn’.