‘Weg met de achterkamertjespolitiek!’

(In de serie ‘aangenomen onwaarheden en rare uitdrukkingen’)

(10 jan 2020)  Vroeger waren er achterkamertjes. Daar gingen de politici bij elkaar zitten als ze iets belangrijks te beslissen hadden. Lekker met een glas brandy in de hand, een dikke sigaar in de mond en een paar petit fourtjes op het dienblad, neergezet door een (ongetwijfeld) vrouwelijke dienstbode die daarna schielijk het achterkamertje verliet. Want wat daar werd besproken was GEHEIM. Pas als deze zelfgenoegzame, volgevreten politici weer tevoorschijn kwamen en zich op de gang vertoonden, of in een voorkamertje, kon langzaam duidelijk worden wat daarachter in alle manlijke geheimzinnigheid was bedisseld en besloten. Er werden daar gewoon wetten bedacht, benoemingen voorbereid, afspraakjes gemaakt over wie de nieuwe burgemeester van Den Haag moest worden en wie een mooi baantje of lucratief contract kon krijgen! En NIETS daarvan was zichtbaar voor ons, het gewone volk. Wij moesten eenvoudig WACHTEN tot de hoge heren (het waren allemaal mannen, en nog ‘wit’ ook) zo goed waren om eens uit hun achterbakse schuilplaats tevoorschijn te komen en een tipje van de sluier op te lichten. Schandalig! Waar blijft de democratie als we geen informatie krijgen en voor een gesloten deur komen te staan, waarACHTER zulke essentiële beslissingen bekonkelefoest worden? Waar blijft de inspraak, de medezeggenschap, de transparantie als de machthebbers gewoon ONDERLING en STIEKEM – dus zonder één camera erbij – een beetje met elkaar gaan zitten praten over zaken die ons allemaal aangaan? En waar blijven wij dan? Helemaal nergens. Ja, voor de televisie, als een stelletje machtelozen die overal te laat bij zijn. Dat is natuurlijk een misstand. Vandaar dat ‘achterkamertjespolitiek’ behoort tot de ernstigste politieke verwijten die tegenwoordig gemaakt kunnen worden. Als er zoiets zou bestaan als misdrijven tegen de openbaarheid, zou achterkamertjespolitiek ongetwijfeld hoog op de lijst staan.

Het alternatief ligt voor de hand: voorkamertjespolitiek, of beter nog: etalage-politiek. Alles steeds zichtbaar en hoorbaar, voor iedereen. OPEN! Transparant! Niets blijft verborgen. En als er toch nog een snippertje onzichtbaar is wordt dat wel onthuld door een doortastende journalist. Zodat ‘wij’ de hele tijd alles weten van die hoge heren, en tegenwoordig ook dames, die ons denken te kunnen besturen. Ja, mooi niet! In elk geval niet in het geniep, en ook nog op onze kosten. We zijn gekke Gerritje niet! Dus: Weg met de achterkamertjespolitiek!

Je moet eens opletten hoeveel politici lippendienst bewijzen aan deze ondoordachte kreet, en van álle partijen. Wat intussen niet betekent dat er in de praktijk niet meer ge-achterkamerd wordt. Maar voor het publieke oog geeft men er om het hardst op af. Vooral de vox populi niet tegen de haren in strijken. En zo komen we aan onze hedendaagse vorm van etalagepolitiek, vaak bedreven op televisie: nietszeggend, meewaaiend met de publieke wind, doodsbenauwd om iets te zeggen dat het publieke monster zou kunnen mishagen. Ja, de goeden uitgezonderd natuurlijk, ‘ze doen het echt niet allemaal’, en tralala.

Maar waarom is er niet eens een politicus die eenvoudig zegt: we hebben die achterkamertjes ook nodig. Niet voor corrupte praktijken, natuurlijk niet. Maar hierom: In de politiek, zoals wij hem in het meerpartijenstelsel bedrijven, gaat het erom compromissen te bereiken. Met andere partijen. Dat doe je door te onderhandelen, en daarin wat te geven en wat te nemen. En dát doe je weer door speelruimte rond het eigen standpunt in te nemen, soms zelfs iets van de eigen wenslijst te laten vallen – kortom door de trots af en toe te parkeren en actief naar samenwerking te zoeken. Men moet over de eigen eer heen kunnen stappen. Dit lukt nooit en te nimmer in de etalage, waar je constant bekeken wordt door de moderne media. Want daar telt juist alleen het stug vasthouden aan de eigen standpunten, het consequent zijn tot in de dood. Het is een arena gedomineerd door strijd, steilheid en winnen. Veranderen, wijzigen, overwegen zijn er doodzondes. (Balkenende: ‘meneer Bos, u draait’ – eclatant succes) Hardop nadenken in de publieke arena? Nooit doen! Toegeeflijkheid? Zelfmoord!

Bij werkelijk overleg, tussen tegenstanders die op een of andere manier tot elkaar moeten komen (bijvoorbeeld na een oorlog), hoort de zekerheid dat niets daarvan naar buiten zal komen. Geheimhouding en vertrouwen zijn basisvoorwaarden voor een sfeer waarin het heilige ego eventjes opzij gelegd kan worden. Waar ze ontbreken komt geen compromis tot stand. En dus ook geen werkbare democratie. Sterker nog: als we willen dat politici hun werk op hun best doen, moeten we juist hopen dat ze ook over achterkamertjes kunnen beschikken. Waar ze met rust gelaten worden door de media, met hun opdringerige nieuwsgierigheid die vaak niets meer met de zaak zelf te maken heeft maar alles met sensatie.

Dit is geen pleidooi voor geheime politiek. Elk wetsvoorstel wordt in ons systeem besproken door de Tweede en de Eerste Kamer, in de openbaarheid dus. Tegen ongeveer iedere beslissing kan beroep worden aangetekend, en terecht. Dat staat niet ter discussie. Maar in een systeem van getrapte, vertegenwoordigende democratie moeten die vertegenwoordigers wel hun werk kunnen doen. Het is in ons aller belang, in het algemene belang dus, dat degenen die ons (namens ons allen) besturen dat kunnen doen met alle middelen die daarvoor nodig zijn.

Net zo is het van belang bij grote artiesten, of voetballers, of prominenten, of noem de mensen maar op die voortdurend in de spotlight staan – dat ze een plek hebben waar ze zich terug kunnen trekken en geheel ongestoord kunnen zijn: hun eigen achterkamertje. Dat is niet alleen moreel fatsoenlijk, het is ook in ons aller eigenbelang: dan presteren ze beter. Dus niks roddelpers en paparazzi, de moderne aasgieren, die niets liever zouden doen dan binnendringen in elk achterkamertje. En het daarmee onbruikbaar maken. Hoe stom kan je zijn? Het resultaat schaadt niet alleen de beroemdheid, maar uiteindelijk ons allen.

Terug naar de politiek, waar ook achterkamertjes hard nodig zijn. Maar niemand zal het hardop zeggen. De honger van het publieke beest is te groot, en zijn woede als er iets in de weg wordt gelegd te hevig. Met een variatie op Karl Popper zal ik dit nu de PARADOX VAN DE OPENHEID noemen: Totale (politieke) openheid leidt tot zijn eigen tegendeel, want vrijwel niemand zal in zulke omstandigheden nog iets opmerkelijks durven zeggen en/of doen, laat staan iets tegendraads. En helemaal niemand zal van mening durven veranderen. We bereiken dan de totale geslotenheid, beheerst door angst en conformisme.