Duitse Berichten 22 – Twee publieke intellectuelen

geplaatst in: de mens, Duitsland, Filosofie, Maatschappij | 0

 

(6 juni 2019) ‘Er is meer welvaart en meer vooruitgang, maar de mensen worden niet gelukkiger. Hoe kan dat? Waarom zijn veel mensen zo ontevreden en gestresst?’ Zo luidde de aanvangsvraag van de meest recente aflevering van het filosofische tv-programma Precht, dat eens per twee maanden wordt uitgezonden door het ZDF, de tweede nationale Duitse zender. Overigens op een onmogelijke tijd, twaalf uur ‘s nachts, zodat men zeker weet dat er niet al te veel burgers naar zullen kijken. Erg jammer, zo zijn ze een hele levendige en belangrijke discussie misgelopen. Want hier zaten twee van de meest aansprekende publieke denkers/schrijvers van de nieuwe Duitse generatie tegenover elkaar.

Presentator Richard David Precht, inmiddels midden vijftig, is al ruim een decennium Duitslands meest succesvolle filosofische auteur. Sinds zijn boek Wie ben ik en zo ja, hoeveel? een knallende bestseller werd, is hij een veelgeziene figuur op tv en leiden zijn volgende boeken tot grote publiekssuccessen. Dit geldt dan weer niet voor het dikke, interessante boek dat ik van hem las: De kunst om geen egoïst te zijn – Waarom we graag goed willen zijn en wat ons daarvan afhoudt. (Mijn vertaling van de Duitse titels. Nederlandse vertalingen van dit werk laten nog op zich wachten.) Precht laat zich daarin kennen als een enorm belezen filosoof die toch in directe, begrijpelijke taal schrijft. Daarmee is hij in het zeer academisch georiënteerde Duitsland van de filosofie een uitzondering en een verademing. Precht, een voortreffelijk spreker en ook nog een knappe vent, mocht vervolgens op televisie het ‘nationale’ filosofieprogramma gaan verzorgen. Hij nam het stokje over van oudere grootheid Peter Sloterdijk, die tien jaar het Philosophische Quartet voorzat, maar steeds meer last kreeg van zijn wel erg bedachtzame, meanderende spreekstijl. En zo werd Precht de tv-filosoof van dienst. Gezeten aan een sobere tafel in een kaal decor van filmlampen, voert hij gesprekken met één gast van naam, uit politiek, cultuur of filosofie. Fukuyama kwam bij hem langs, naast leidende politici als Habeck en Schulz, een vrouwelijke imam of de chefredacteur van Bild. De gesprekken gaan niet direct over filosofie, maar nemen een actueel  maatschappelijk of politiek thema en ontdekken er filosofische kanten aan.

Precht mengde zich de laatste jaren uitdrukkelijk in publieke discussies, bijvoorbeeld die over het basisinkomen voor allen – en liet zich in tv-talkshows kennen als snelle, overtuigde spreker en moeiteloze formuleerder. Naar een openluchtbijeenkomst in Dresden met hem als hoofdgast kwamen vele duizenden mensen, die muisstil zaten te luisteren. Er is eigenlijk maar één nadeel aan de man: hij vindt zichzelf ook erg goed. Dat blijkt in zijn tv-show: de dialoog (een interview is het al helemaal niet) verwordt regelmatig tot een monoloog, van Precht. De man hoort zichzelf graag praten, heeft een overpowerende aanwezigheid en kan vaak de neiging niet onderdrukken om met al zijn kennis over zijn gast heen te gaan. Dat levert dan stroeve, arrogante televisie op.

Niets daarvan gebeurde in zijn gesprek met de minstens zo bekende en nog veel succesvollere auteur Juli Zeh. Haar werk wordt allang in het Nederlands vertaald: Ons soort mensen, Lege harten en het oudere Adelaars en engelen zijn prijswinnende romans die steevast bovenin de Duitse bestsellerlijsten terechtkomen. Zeh, geboren in de jaren zeventig, schrijft scherp en ironisch over de pijn en de weerhaken van het moderne leven en geldt als een van de belangrijkste moderne Duitse auteurs. Maar dat was niet de reden dat ze bij Precht te gast was. Ook Zeh, gepromoveerd juriste, mengt zich met enige regelmaat in het publieke debat, bijvoorbeeld als het gaat over de noodzaak van ingrijpende klimaatmaatregelen. En net als Precht laat zij zich daarbij kennen als een uitstekende, heldere debater die zich met gemak staande houdt tussen de ratelende politici en andere zelfbenoemde belangrijkerds.

Hier zaten twee  moderne publieke intellectuelen tegenover elkaar, twee nieuwe titanen van het culturele debat, en bespraken enigszins filosofisch de grote onvrede van tegenwoordig. Nog nooit was er zoveel ontevredenheid en irritatie stelt Precht, en Zeh bevestigt: tegenwoordig ontbreekt de grootse verbindende visie en overheerst de teleurstelling. Misschien is de mens eigenlijk niet gemaakt om gelukkig te zijn, suggereert de filosoof en de schrijver vervolgt dat we de gevangenen lijken geworden van het idee van voortdurende zelfverbetering, ofwel Selbstoptimierung: het moet steeds beter met onszelf, maar bij de realisering van alle grootse dromen stuiten we onvermijdelijk op anderen en op onze eigen grenzen. Intussen groeit het schuldgevoel over het niet bereiken van de zelfgestelde doelen en het onbehagen zelf compleet verantwoordelijk zijn voor alle optimalisering.

Muggenzifterig zou je kunnen vragen of het niet verstandiger was om het veld eerst wat af te bakenen en de uitspraken (‘de mensen’, ‘wij allemaal’) niet te algemeen te maken; wie zijn er nu precies ontevreden? is er werkelijk geen grote visie meer? en Duitsland staat toch nog altijd hoog op de ranglijst van gelukkigste bevolkingen? (namelijk op 15, Nederland is zesde, achter Scandinavië)* – maar het blijft toch kniesoorkritiek afgezet tegen de pure snelheid en harmonie waarmee hier gezamenlijk ideeën werden ontwikkeld. Precht liet Zeh praten en luisterde, zij vulde de ruimte moeiteloos en liet zich niet wegdrukken, hij respecteerde haar inbreng. Alsof een jamsessie die meestal niet zo goed wil lukken, voor je ogen ineens openbloeit. De borende ernst van Precht, de schalkse ironie van Zeh, ze bleken elkaar te stimuleren en op te duwen naar snelle resultaten.

Ook op de onvermijdelijke vervolgvraag – wat kunnen we doen aan de onvrede? – antwoordt Zeh niet met schouderophalen. Nuchter stelt ze dat het vaak al helpt om afgeleid te worden van jezelf. We hebben niet eens zozeer altruïsme nodig, maar gewoon afleiding van dat veeleisende, alles opslokkende, ego. Bijvoorbeeld uit plicht. Precht springt er meteen op in: het idee van burgerplicht is verdwenen, het werken voor de gemeenschap. Zou burgerdienstplicht eigenlijk geen goed idee zijn? (Zulke ideeën worden ook in Nederland al lang bestudeerd en besproken, bijvoorbeeld door sociologe en hoogleraar burgerschapskunde Evelien Tonkens). Zeh knikt; plicht kan bevrijdend werken, het kan een reddingsboei zijn, alleen het woord zelf is aan vervanging toe.  Dat vindt Precht weer niet, maar de twee auteurs vinden elkaar rond de begrippen plicht en gemeenschappelijkheid – omdat ze ons afleiden van het navelstaarderig met onszelf bezig zijn, waar we slechts ongelukkig van worden.

En dan komt de climax van dit treffen-op-niveau, wanneer Precht haar direct vraagt of ze het plichtidee niet zou willen promoten, omdat zij ‘een van de weinige intellectuelen is naar wie de politiek nog luistert.’ En Juli Zeh wordt slechts even verrast, ze zegt niet: ‘maar meneer Precht, u bent toch zelf een publieke intellectueel die zich voortdurend in debatten mengt, u hebt zelfs uw eigen tv-programma; bedoelt u eigenlijk dat er niet naar ú geluisterd wordt en moet ik nu uw boodschap gaan overbrengen?’ – niets van dat alles. Zeh glimlacht en zegt zonder mankeren dat het haar wel een goed idee lijkt, ‘al denk ik dat het voor publieke acceptatie nog te vroeg is.’

Een spannend en groots moment. Zulke publieke intellectuelen hebben we hard nodig, in Duitsland en ook in Nederland.

‚Mehr Fortschritt, mehr Wohlstand, mehr Glück?Precht 28.04.2019 ZDF
Alle stills uit deze aflevering, © ZDF. De ‘climax’ komt op 40 min.
* De meest recente ranglijst van gelukkigste landen vind je hier.