(10 maart 2018) Ik weet niet waar ik de gewoonte vandaan heb, maar doe het al heel lang: in een tekst bepaalde zinnen onderstrepen. Omdat ze me belangrijk voorkomen, essentieel zelfs. Of hele passages. Misschien kent u het verschijnsel zelf wel. Ik zal ermee begonnen zijn toen ik me als filmstudent verdiepte in filmtijdschriften. Het lezen van filmkritieken en –analyses was een tijdje een verslavende bezigheid voor me en zeker ook een voorbereiding op het zelf schrijven van dat soort stukken.
Maar waarom eigenlijk dat onderstrepen? Ik heb het nooit aangeleerd als een bewuste methode, bijvoorbeeld om de tekst samen te vatten. En de meeste van die korte teksten las ik nooit meer terug. Ik liep ze echt niet nog eens na op hun belangrijkste passages. En toch had het een duidelijke zin. Door de fysieke handeling van het onderstrepen werd ik me beter bewust van wat er in een bepaalde zin aan moois, of scherps, of belangrijks genoteerd stond. Alsof ik de onderstreping eigenlijk niet op het papier zette, maar in mijn eigen hoofd. Het leek wel of ik de gedachten zo in mijn hersenen wilde kerven – wat godzijdank niet lukte. En ook geldt dat door zo’n klein deel extra te benadrukken het hele artikel een zin krijgt. Alsof de strepen bevestigen dat het lezen van het artikel überhaupt de moeite waard was. Ja!, want er staan een paar goede zinnen in, kijk maar.
Ik ben het altijd blijven doen. Eerst zette ik letterlijke, horizontale, strepen, maar na een tijdje vond ik dat een te grote ingreep en ging me beperken tot het verticale streepje in de kantlijn. Dat is subtieler, het beïnvloedt de bladspiegel niet zo ingrijpend. Onderstrepen heeft een sterk esthetische kant. Sommige mensen doen het met een gekleurde highlight stift, maar dat stond me niet aan. Het overheerst de hele bladzijde en trekt teveel aandacht naar de aparte passage. Ik hield het bij ballpoint, later potlood.
We hebben het intussen strikt over non-fictie: artikelen in kranten en tijdschriften, essays en boeken. Niet bij romans, nooit bij romans! De esthetiek verbiedt om in een roman te gaan strepen; liever schreef ik dan een bijzondere passage helemaal over. Op papier, met de hand, de computer was er nog niet. Zo heb ik alinea’s van Hemingway en Camus in mijn gedachtestroom proberen te kerven, wat ook niet echt gelukt is.
Sinds ik veel filosofie en aanverwante serieuze teksten lees heb ik de horizontale streep weer in genade toegelaten, nu in combinatie met de kantlijnstreep. Plus een klein arsenaal aan extra nadrukken, zoals daar zijn: de dubbele kantlijnstreep, het uitroepteken (goed!), het uitroepteken op zijn kop (slecht!) en het vraagteken (huh?). Dit wordt aangevuld met eigen opmerkingen, vragen, kritiekpunten en samenvattingen. Soms zijn die te groot voor de kantlijn en dringen zich naar de boven en onderkant van de bladzijde. Tegenwoordig gebruik ik het wel degelijk als een middel tot samenvatting: bij herlezen, een paar maanden of jaren later, neem je eerst de onderstreepte passages door en de strekking van het geheel komt weer naar voren. De komst van de e-reader heeft hierbij weinig verschil gemaakt. Ook daar kan je nadruk geven, op een manier die je meestal zelf kunt kiezen.
Intussen weet ik één ding zeker: ik ben bepaald niet de enige die behoefte heeft aan de onderstreping. Je ziet wel eens lezende mensen studieus strepen zetten, in de trein of in een coffeeshop. En op de e-reader kan je precies volgen hoeveel mensen bepaalde passages ge-highlight hebben – als dat je interesseert tenminste. Maar het meest opvallend vindt je het verschijnsel terug in bibliotheekboeken. Daar heeft iemand vol overgave zinnen, passages, ja soms hele bladzijden onderstreept, in een boek dat hij of zij daarna terugbrengt en (vermoedelijk) nooit meer terugziet! Dat is pas echt kerven in het eigen brein. En tegelijk ook een soort willen beïnvloeden van de volgende breinen die deze tekst lezen. Of is het pure onverschilligheid? Ik moet bekennen dat ik het moeilijk heb met deze hobby, als ze wordt toegepast op boeken die algemeen bezit zijn. Vooral als de streper op elke bladzijde bezig is geweest. Als gebruiker van universiteitsbibliotheken in twee landen kan ik melden dat dit geen puur Nederlands verschijnsel is. Een Duitse uitgave over het sociale contract stond vol strepen en notities. Dat was nog niets vergeleken met een Nederlands filosofisch essay óver een beroemd essay van Rousseau; het was door wel drie verschillende lezers bestreept en becommentarieerd, met drie verschillende pennen. Alsof je drie mensen dwars door elkaar hardop mee hoort denken en reageren.
Als ik zin heb en een goed stuk gum bij de hand, en als de bibliotheekboekstrepen met potlood gezet zijn, gum ik ze soms weer uit. Dat is goed voor de afwisseling, om naast het lezen en meedenken ook nog iets te doen. Maar het is vooral omdat ik niet gestuurd wil worden in wat er zogenaamd belangrijk is in een tekst. Ik wil onbevangen oordelen en mijn geheel eigen strepen kunnen zetten, ook al zet ik ze niet. Soms ook laat ik andermans strepen staan en een doodenkele keer vind ik ze bijzonder goed en zou er een uitroepteken bij willen zetten. Maar omdat het een bibliotheekboek is houd ik me in.
In overige gevallen, bij eigen boeken of tijdschriften, ben ik erg vóór het strepen en noteren, het actief meeleven met een tekst die je aanspreekt en het je er op uitleven. Lang geleden schreef ik over film in het tijdschrift Skoop. Op bezoek bij een oudere filmmaker en ex-docent van de academie, zag ik het blad liggen, opengeslagen op een analyse van mijn hand. Het stond vol met strepen en een enkel uitroepteken. Wow, dacht ik, in mijn tekst! We hebben er verder niet over gepraat, de strepen zeiden genoeg.