Een modern Testament

geplaatst in: de mens, Film & TV, Filosofie, Religie | 0

Ongelovige gedachten over het Oude Testament en een wereld zonder God

(4 jan 2018 – Gelukkig nieuwjaar, alle lezers van dit blog!)

Uit een klassieke Hollywoodfilm (The Bible, 1966) komt het Oude Testament tevoorschijn als een opeenvolging van beproevingen, opgelegd door een kwaaie, wantrouwige God. Telkens weer moeten de mannen – vrouwen spelen geen rol als dialoogpartner van de Heer – hun geloofstrouw bewijzen door bovenmatige inspanningen en bizarre offers. Of ze moeten boeten voor het ongeloof van de grote massa. Job wordt door de duivel alles afgenomen om te kijken wanneer hij zijn geloof zal verliezen. Noach bouwt zijn ark in goddelijke opdracht, omdat de mensheid ongelovig is geworden en er een zondvloed komt om de boel weg te spoelen. Lot moet zijn woonplaats Sodom ontvluchten omdat engelen de stad gaan vernietigen vanwege het onzedelijke gedrag van zijn inwoners. Abraham moet als test voor de oprechtheid van zijn geloof zijn zoon Isaac offeren. Als je het achter elkaar ziet in een gedramatiseerde film valt de thema-herhaling wel erg op. God waardeert zijn eigen schepselen voor geen halve cent. Slechts een uiterst selectief clubje mag voortbestaan, nadat ze zich door een extreemtest hebben geslagen.

Als die verhouding tussen God en de vroege mensen inderdaad zo slecht was als in deze film, laat het vooral zien hoe onafhankelijk van zijn ‘schepper’ de mens al was in het begin van zijn bestaan (de meeste verhalen komen uit Genesis, het eerste Bijbelboek). Waarom had God de mens eigenlijk niet als een volgzame robot geschapen, waar hij zich geen zorgen over hoefde te maken en ook niet zo kwaad op hoefde worden? Het Oude Testament lijkt zo een bewijs voor het bestaan van de vrije wil, in elk geval tegenover God. En wat wil die vrije wil dan? Nou, vooral wat volgens de voorschriften nu juist niet mag: zich overgeven aan lust en geldzucht en ongelovigheid. Wonderlijk toch, dat deze schepping, de mens, zich precies gedraagt zoals haar schepper het niet wil? Als een auto die sprongetjes maakt en alleen maar achteruit wil rijden. Nogal een essentiële fabrieksfout, zou je zeggen. En de ontwerper maar kwaad worden op de proefmodellen. Was hij ook wel eens kwaad op zichzelf?

Waarom is de mens niet meegaander ontworpen? En als juist deze tegenstribbelende vrijheidszoeker de bedoeling was, waarom verheugt God zich dan niet in zijn kinderen? Ook als het eigenlijk erom ging – wat mij de meest plausibele christelijke lezing lijkt – dat de mens door tegengestelde impulsen op de proef wordt gesteld, snap je niet goed waarom God telkens zo woedend moet worden. Daarbij komt dat: zijn autoritaire toorn duidelijk niet genoeg reden is om de bewoners van Sodom op het rechte pad te laten terugkeren. Ze waren kennelijk toch niet echt bang voor hem. En waarom ook? Hij kon ze in één klap uitroeien (en doet dat ook), dan maakt het eigenlijk niet meer uit wat je doet of nalaat. Natuurlijk, de stok achter de deur van het Christendom is het hiernamaals, waar het aardse leven beoordeeld wordt en de straf alsnog uitgedeeld. Maar in die stok heeft Hijzelf kennelijk weinig vertrouwen. Nog strenger straffen dan maar? Je ziet een vrij machteloze opvoeder bezig om zijn eigen zaak telkens te verpesten. Dat is geen almacht, maar onmacht.

(Het zou natuurlijk kunnen dat ik me hier laat leiden door de Bijbelopvatting van één scenarioschrijver, de Engelsman Christopher Fry. En dat bij lezing van het originele werk een heel ander, zachtaardiger Gods- en mensbeeld naar voren komt. Ik vind het onwaarschijnlijk, maar in dat geval: sorry Christendom, en zorg snel voor een betere verfilming.)

Betekenen deze Bijbelverhalen nu ook nog iets in een wereld zonder God, voor ongelovigen zoals ik? Je kan het Oude Testament ook lezen als een opvoedingsgeschiedenis, geschreven door mensen. Met de bedoeling om andere mensen via voorbeeldverhalen te onderrichten in de juiste manieren van leven en overleven als individu binnen een gemeenschap. Dan valt op dat er kennelijk voortdurend bijgestuurd moet worden. Steeds zijn vermaning, dreigementen en straf nodig om te zorgen dat de mensheid in het spoor blijft. Plus een actieve autoriteit. De sociale regels alleen – de noodzaak om met anderen rekening te houden en met het algemene belang, ten tijde van Mozes samengevat in de kernachtige Tien Geboden – zijn kennelijk op zichzelf niet genoeg om dat doel te bereiken. De oud testamentaire mensheid glijdt voortdurend af in eigenbelang en ‘zonde’. Hieruit zou je kunnen afleiden dat die vrije mensenwil toch weer niet zo heel vrij is, maar voortdurend in dienst staat van het eigenbelang. Van de Duivel, zou het Christendom waarschijnlijk zeggen, of van het Kwaad, waarmee een mystieke kracht geïntroduceerd wordt die de mens zijn slechte impulsen van buitenaf inblaast. Maar voor de ongelovige is dat onwaarschijnlijk: de neigingen zitten in de mens zelf, ze komen mee met de denkvrijheid waarmee we standaard zijn uitgerust.

De ongelovige ziet geen God, alleen goedbedoelende mensen die een moraalvertelling schrijven. Is dit dan echt de beste leer, dit patroon van regels, dreiging en straf, maar zonder aanmoediging en zonder vrolijkheid? Waarom moet de leerling, de mens, het zelfbeeld opgedrongen krijgen van een vanzelfsprekende tekortschieter? Bezeten door verkeerde verlangens en foute neigingen, die dus beteugeld dienen te worden – wat een verschrikkelijk beeld en ook: wat een misverstand om zulke schepsels überhaupt ‘in het leven te werpen’. Is dit het wel waard, om ten gunste van het overleven van de groep de individuen tot zelfverachtende wezens op te voeden? Met als enige troost de hemel, ver voor hen uit zwevend als een wortel aan een lange stok, een luchtspiegeling waar je ook nog keihard voor moet werken. Wat een wanhoop over de eigen correctiemechanismen van de mens spreekt er uit, als hij puur door angst voor ingrepen van bovenaf gedisciplineerd moet worden. Wat een ongeloof in de mens zelf. Geen wonder dat de kerken zijn leeggelopen; dit oudtestamentische levensbeeld, dit paradigma, is voor geschoolde, zelf denkende burgers niet meer te verteren en ook niet door te geven aan hun kinderen.

Ik ben niet zo optimistisch dat ik denk dat het samenleven vanzelf goed gaat. Maar deze vorm van mensbeteugeling is veel te pessimistisch en grauw. We hebben in elk geval dit leven hier, los van alle mogelijke luchtspiegelingen. We moeten het draaglijk zien te maken voor onszelf, geboren als we zijn met beperkingen én mogelijkheden. Nu, hier. Als een religie, of een andere levenswijsheid, hier niet aan meewerkt en ons vooral belast en bedrukt, kunnen we deze met een gerust hart terzijde schuiven. Het leven redelijk doorkomen is werkelijk moeilijk genoeg zonder je ook nog de hele tijd schuldig te moeten voelen en gebukt te gaan onder de last van een permanent tekortschieten.

Waarom zou een boek met levenslessen de mensengemeenschap niet kunnen leren om meer in zichzelf en zijn grote mogelijkheden te geloven? Dan heb je het duidelijk niet meer over de Bijbel. Maar over een soort grondboek van werelds, pluralistisch en modern samenleven. Zonder kwade God, mèt enige regels, maar ook met vertrouwen in mensen. Op te bouwen rond een kern van tien (of elf? drieëntwintig?) wereldse geboden. Daar zou je op zijn beurt weer verhalen omheen moeten bedenken, als aansprekende voorbeelden. Of misschien hebben we die verhalen al, in de vorm van eigentijdse films: over samenwerking en individualisme, over liefde en verlies, opvoeding, succes, jalouzie en het overwinnen van tegenslag. Die het leven niet voorstellen als tragedie of doem of obstakelfestival, maar als reële opgave inclusief beloningen. Een modern testament eigenlijk, nuchter en aangrijpend.

 

The Bible…in the beginning  regie John Huston (1966)