Over de ‘populistische revolutie’

geplaatst in: Maatschappij, Politiek | 0

Populisme-1

(24 jan 2017) Na de winterstop vanwege mijn boek over de jamsessie zit mijn hoofd nog vol muziek – maar kort na de inauguratie van Trump als president van de USA is er eigenlijk maar één onderwerp: de schijnbaar onstuitbare groei van het ‘populisme’, waarmee eigenlijk nationaalconservatisme bedoeld wordt. Terwijl Trump meteen begonnen is om de pers te beschuldigen van het vervalsen van zijn bezoekersaantallen (ook al spreken de foto’s toch duidelijke taal), gebruiken Europese populisten het moment om zich gezamenlijk te presenteren en genietend vooruit te kijken naar wat hun verkiezingsjaar moet worden. Staan we op de drempel van een historische revolte?

Honderden commentatoren in kranten en media houden zich met deze vraag bezig. En terecht. Ik houd het bij een paar opmerkingen, die misschien nog niet door allen gemaakt zijn.

1) De nieuwe Amerikaanse president lijkt in zijn optredens over een beperkt gedragsrepertoire te beschikken. Twee standen strijden om voorrang: opschepperij en woede. Nog afgezien ervan dat het weinig presidentieel overkomt en schraal afsteekt bij zijn voorganger – wat zullen zijn internationale tegenstrevers zich verheugen over een man die zo makkelijk te provoceren valt! Het viel me al op in zijn eerste verkiezingsdebat met Hillary Clinton: de man verdraagt het nauwelijks tegengesproken te worden. Dat wordt nog wat met hem in de politiek, een arena die beheerst wordt door tegenspraak.

2) Telkens verschuift mijn aandacht naar zijn jonge zoon, Barron, die voortdurend meegetroond wordt op de diverse podia. Na de verkiezingsoverwinning stond hij erbij als een zak zout, draaiend met zijn ogen (van moeheid of verveling?), geen sprankje overwinningsvreugde te bekennen. Bij de inauguratie deed de regie zichtbaar moeite om de jongen buiten beeld te houden. Om het voorzichtig uit te drukken: je krijgt niet de indruk van een enthousiaste jongen die het een spannend avontuur vindt, noch van een liefhebbende vader die zijn zoon graag bij zich heeft. Hoe is het eigenlijk om zoon te zijn van deze van zichzelf vervulde bully? Zou vader enige tegenspraak van zijn zoon verdragen?

3) Een land waar een president gekozen wordt met 3 miljoen stemmen minder dan zijn tegenstander moet zich ernstig zorgen maken over zijn democratisch gehalte. Zoiets valt niet meer te rechtvaardigen met de eigenaardigheden van een getrapt kiesstelsel. Was de bedoeling niet ooit one man, one vote? Ze hebben voor de komende periode een minderheidspresident aangesteld.

4) De enorme spontane opkomst bij het vrouwenprotest op de dag ná de inauguratie geeft moed en is veelbetekenend. Het vond niet alleen plaats in tientallen steden in de Verenigde Staten, maar ook in veel Europese hoofdsteden en tot Tokyo (!) aan toe. Het wijst er vermoedelijk op dat dit niet het begin is van een grote politieke contrarevolutie die de klok in de westerse wereld terug zal draaien. Maar integendeel, dat het rechtspopulisme een uiting is van de groep die juist géén meerderheid meer heeft, maar wel een grote mond.

5) Hoe we dit noemen. Populair wil elke politieke partij zijn. Ook linkse politiek wil ‘het volk’ aanspreken. Socialisme en communisme waren (zijn) net zo goed volksbewegingen. Om dit rechtsconservatisme eenvoudig populisme te noemen is een onderschatting en ook minachting van het volk. Laten we het dan tenminste rechtspopulisme noemen. Beter nog: nationaalconservatisme, wat het is.

6) En maakt dit ‘populisme’ nu een ‘kloof’ zichtbaar? Zeker is de Amerikaanse bevolking verdeeld. Maar als het een kloof is, dan wel één die bij elke verkiezing zichtbaar wordt. Logisch, in een tweepartijensysteem zoals het Amerikaanse. Na acht jaar Democraten aan de macht schuift de balans vaak terug naar de Republikeinen. Doet de machtswisseling naar Trump met zijn WallStreet-regering niet erg denken aan de overgang in 2000 van Clinton naar George W. Bush met zijn regering van geduchte neoconservatieven en hun oorlogstaal? In zoverre is de ‘kloof’ een hele permanente. Na jaren van verandering (homohuwelijk, gezondheiszorg) volgt een backlash of poging daartoe, die de zaken niet helemaal kan terugdraaien maar wel veel schade kan aanrichten. Twee stappen vooruit en hopelijk maar één terug.

7) Dreigt in Europa dezelfde kloof? Zie Engeland en de voorspelde verkiezingswinst van het (rechts)populisme in een paar andere landen. Ja, maar opnieuw: is dit eigenlijk niet al lang zo? Ook hier wisselen conservatieve en progressieve politiek elkaar af, zowel in Nederland als in de landen om ons heen. Is de Nederlandse bevolking nu essentieel verdeelder dan ze bijvoorbeeld was eind jaren zeventig, begin tachtig – toen de PvdA op zijn grootst was, maar toch niet in de regering kwam (CDA/VVD kabinet van Agt)? Kort erna begon Lubbers aan ruim tien jaar regeren, was dat progressief? Intussen is de VVD alweer sinds mensenheugenis aan de macht. Het is een vals beeld om te suggereren dat we recentelijk progressief geregeerd werden, al sinds begin deze eeuw is conservatief gedachtengoed leidend. Het wordt door de PVV alleen nog nationalistischer ingekleurd. Intussen heeft dit rechtspopulisme géén meerderheid. Lang niet. Evenmin als in Duitsland, of Oostenrijk. Het heeft een hele grote mond. En nieuwswaarde. En kan daarmee kennelijk de agenda bepalen.

8) Een overgrote meerderheid is het met het extreme nationaalconservatisme niet eens. Dat geldt voor Nederland, maar ook voor het traditioneel conservatieve Oostenrijk, waar de groene kandidaat de presidentsverkiezingen won. Het geldt zelfs voor Amerika dat in meerderheid op Clinton stemde. Wat deze meerderheden moeten leren is om niet te zwijgen, niet zich erbij neer te leggen, maar hun mond open te doen en zich intussen niet verliezen in onderlinge twisten.

9) Politiek betekent meestal strijd, onenigheid, conflict. Afkomstig uit de jaren zeventig is dat voor mij misschien vanzelfsprekender dan voor jongere generaties. Bij een discussie over het Pegidaboek vertelde een vrij jonge man me dat hij, groot geworden in de jaren negentig, eigenlijk geen politieke conflicten gewend was. Politiek, dat betekende voor hem consensus. (Het was de tijd dat premier Kok in het parlement voorstelde om gezamenlijk de wave in te zetten.) Die tijd is voorbij. De democratie is vaak een strijdperk. Misschien waren we dat uit het oog verloren door alle welvaart? Dat betekent: niet te lang als een konijntje in de koplampen staren, maar reageren. Protesteren, kritiseren. Ook de meerderheid moet opkomen voor zijn rechten.

10) Over een verboden volgende stap – samenwerken met rechtspopulisten – de volgende keer.