
(25 okt 2024) “Het is een schande voor de literatuur dat mijn boek deze prijs niet heeft gewonnen!” Zo riep de Duitse schrijver Clemens Meyer luid en duidelijk, tijdens de uitreiking van de gerenommeerde Duitse Buchpreis, vorige week op de al even gerenommeerde Frankfurter Buchmesse. Meyers boek ‘Die Projektoren’ was samen met vijf werken van andere auteurs genomineerd voor deze prijs waar het aanzienlijke geldbedrag van vijfentwintigduizend euro aan verbonden is – maar tot zijn verbijstering gingen prijs én geld aan zijn neus voorbij. Ze werden toegekend aan Martina Hefters boek ‘Hey guten Morgen, wie geht es dir?’ (Meyer moest het als genomineerde doen met 2500 euro.)
Ik weet dat de wereld op veel plaatsen in brand staat, letterlijk en figuurlijk, en dat we een serieuze politieke aardverschuiving richting conservatisme en autocratie meemaken die met de komende Amerikaanse verkiezingen nog een volle graad ernstiger dreigt te worden. Maar tussendoor vind ik het toch ook nodig om me te bekommeren om kleine, onbelangrijke nieuwsberichten, waar nog om te lachen valt – en misschien zelfs iets van te leren. Bijvoorbeeld over het compleet onbeschaamde optreden van deze Clemens Meyer, een 47-jarige romancier van wie ik niets gelezen heb en wiens naam ik ook niet kende, maar die al veelvuldig bekroond werd voor zijn werk en zelfs al eens eerder genomineerd was voor de grote Buchpreis. Mij fascineert de schaamteloosheid van deze figuur, die er niet voor terugdeinsde de uitreiking te kapen, de jury voor ‘ellendige rukkers’ uit te maken en de spotlight van de winnares te stelen. Was het toeval dat het een vrouw was, waarbij hij dit aandurfde? Ik kom er nog op terug.
Nu moet ik eerst iets toegeven: iedereen die iets maakt – schrijvers, filmers, kunstenaars, filosofen – verlangt naar een prijs. Of, iets filosofischer, naar de erkenning waar die prijs de uitdrukking van is. En zeker ook naar het bijbehorende geldbedrag, áls dat er überhaupt is, want veel prijzen zijn pure erekwesties. Maar erkenning, dat willen we echt wel allemaal, of we nu iets maken of niet. De filosoof Hegel beweerde al dat dit een universeel menselijk verlangen is, en ik denk dat hij het goed gezien heeft. Het geldt dus zeker ook voor mezelf, daarin ben ik niet anders dan Meyer of alle anderen. Maar daarmee houdt mijn begrip voor hem ook op, evenals mijn eventuele medeleven. Ik vind dit idioot gedrag. Een wedstrijd, of een uitverkiezing door een jury, is precies dát: een competitie met ongelijke grootheden waar uiteindelijk een winnaar uitkomt. Niet gewonnen? Jammer voor je, pech gehad, en dóór. Noem me gerust old skool, maar ik denk bij zo’n nieuwsbericht: oké, twee keer misgegrepen, maar bepaald niet slecht om twee keer tot deze elite van genomineerden door te dringen. Ik denk: feliciteer de winnaar(es) en verbijt je teleurstelling. Net als de rest doet, want verreweg de meeste aanwezigen bij zo’n uitreiking winnen niét, net zoals dat bij de Oscars het geval is. Wees blij dat je uitgenodigd bent, drink een paar glazen, neem jezelf voor om met een volgend werk alle anderen te overtroeven of bedenk desnoods een omslachtige verklaring welke persoonlijke vijanden van je in de jury zaten – maar probeer de teleurstelling te overwinnen. Dat is namelijk een beknopte samenvatting van wat ons in het leven voortdurend te doen staat: tegenslag te boven komen. En ben je helemaal niet teleurgesteld? – lucky you! Ga lesgeven. Leer het aan anderen, er ligt een goudmijn op je te wachten.
Maar ik geloof dat ik de tijdgeest niet echt meer goed te pakken heb. Want Meyer bleef kaarsrecht achter zijn optreden staan. Tegen Der Spiegel vertelde hij nog eens hoe woedend hij was op de jury, vergeleek zichzelf met Alfred Döblin en Gunter Grass, en bevestigde dat hij echt nooit meer iets met die Buchpreis te maken wilde hebben. De stress en zenuwen van het genomineerd zijn waren hem gewoon te veel. Kijk, als hij nu prijswinnaar was geworden en bovenaan de bestsellerlijst zou staan, ja, dan zou hij zijn 35 duizend euro belastingschuld kunnen afbetalen en ook zijn lopende echtscheiding kunnen financieren. Maar dat was allemaal foetsie, door de neus geboord! Vandaar zijn uitbarsting. Ik ben zoals wel bekend een groot liefhebber van absurde humor en stukjes Monty Python in het ware leven, en werd dus best vrolijk van dit staaltje literair Absurdistan. Maar opvallend genoeg werd er hier nauwelijks hardop gelachen om dit voorval. ‘Pijnlijk’ vonden enkele commentatoren wel, nog een flinke understatement, maar anderen zagen in Meyers uitbarsting een nuttige en zinvolle discussiebijdrage.

Het deed me onmiddellijk denken aan een soortgelijke ‘uitbarsting’ in de Duitse kunstwereld van kort geleden, ditmaal afkomstig uit de filmwereld. Hier stond de scenarist/regisseur Christian Petzold (64) centraal. Met zijn film Roter Himmel won hij begin vorig jaar de grote Juryprijs op het Berlijnse filmfestival. Deze film en filmmaker ken ik wel, dus mag ik ook zeggen dat ik het een matig werk vond, lang niet zo sterk als zijn eerdere, eenvoudige en pakkende drama Barbara (2012). Maar hier gaat het om wat daarna gebeurde: Petzolds film werd vervolgens niet opgenomen in de voorselectie voor de Duitse filmprijs, waar ook weer flinke geldbedragen aan verbonden zijn. Daar was de filmer zo kwaad over dat hij er in een interview schande van sprak, net als van het hele selectiesysteem. Ze hadden zijn al bekroonde film zomaar overgeslagen, hoe durfden ze! Waarna de organisatie van de Duitse filmprijs… deze mening niet eenvoudig naast zich neerlegde, en ook niet antwoordde dat bij de voorselectie Roter Himmel gewoon niet genoeg stemmen gekregen had… nee, ze kondigde aan dat ze het hele selectiesysteem op de helling ging zetten. Waarmee de grote Petzold dus gelijk kreeg en de eigen selectiecommissie gedesavoueerd werd. Ook in de media hoorde ik niemand spontaan in lachen uitbarsten, of zelfs maar ‘pijnlijk’ zeggen, men nam de klacht serieus. Het ontbrak er nog maar aan dat de regisseur alsnog een speciale Duitse filmprijs ontving, de Enttaüschungs-poedelprijs.
Nogmaals, ik gun iedere maker een prijs, of meerdere. Maar nog liever gun ik ze het vermogen om zich over kleine kwetsuren heen te zetten. Het is maar een prijs, jongens, de film/het boek zelf is allang gemaakt, en uitgebracht, én wordt ook gewaardeerd. Shape up, alsjeblieft!, wil ik ze toeroepen, gevolgd door de mooie spreuk ‘If you can’t stand the heat, don’t work in the kitchen’ – maar ik vermoed dat dit een waarheid van gisteren is geworden. Nu geldt eerder de regel dat als de hitte te groot wordt, je gewoon moet opstaan, wat dreigende en/of pompeuze taal uitslaan.. en dan past de keuken zich vanzelf aan aan jouw wensen. Hoezo bescheidenheid? Ik heb gewoon recht op die prijs! Een soort recht van de sterkste in prijzenland doet van zich spreken.
Is het toeval dat het in beide gevallen om mannen gaat? En had ik het daarstraks niet even over de wereldwijde politieke trend naar autocratie, die overal gedragen wordt door mannen? Het lijkt warempel wel of we hier een stukje autocratie zien binnensluipen in de (Duitse) prijzenwereld. Oké, dat is misschien wat voorbarig en overdreven. Maar toch zeg ik tegen de klagers: Kom op, guys, wees een man en geen huilebalk die bescherming zoekt in de slachtofferrol. Want jij bent helemaal geen slachtoffer! Je bent een maker, het mooiste beroep dat er is en waarvoor ook veel erkenning bestaat. Je hebt alle reden om trots te zijn, wees het dan ook. Zet jezelf niet te kijk, besef dat anderen naar je opkijken en laat de jury’s lekker met rust. En draag je tegenslag als een ereteken, als een prijs eigenlijk.