Sisyphus tilt

geplaatst in: de mens, Filosofie, Kunst, Literatuur | 0


(3 sept 2024)  Het begint klein. Met een schilderij.
In het Prado, Madrid’s grote museum, sta ik met open mond voor een werk van de Italiaanse meester Titiaan: Sisyphus. Tussen alle honderdduizend schilderijen van koningen en edellieden, al dan niet met hun echtgenote of kinderen en al dan niet te paard, treft dit mij onbekende doek me als een veel sterkere mededeling. Alleen al door zijn afmetingen: meer dan twee meter hoog is de afbeelding van de in ongenade gevallen koning uit de Griekse mythologie, bezig met de eeuwigdurende straf die hem in de onderwereld ten deel is gevallen. We zien een grote, schaars geklede krachtpatser die een enorm rotsblok op z’n blote schouders torst. Je voelt de krachtsinspanning, de onbegaanbare helling, de dreiging van de donkere, onherbergzame omgeving – het is een prachtstuk.
Maar wacht even. Was het eigenlijk niet zo dat Sisyphus die beroemde steen omhoog moest rollen, tegen een steile helling op? Als hij bijna boven was gekomen ontsnapte de rots dan aan zijn greep en rolde het hele eind terug naar beneden, tot onderaan de onderwereldberg. En Sisyphus moest helemaal opnieuw beginnen. Dat was zijn straf, toch? Een niet te volbrengen opdracht telkens weer moeten uitvoeren: zinloos. Dat kenmerkt ook de ervan afgeleide begrippen zoals ‘sisyfusarbeid’ of ‘sisyfusopgave’: ze zijn moeilijk, loodzwaar en uitzichtsloos.
Precies in deze termen beschrijft auteur/filosoof Albert Camus de mythologische straf: het is ‘nutteloze en hopeloze arbeid’. En toch neemt hij juist deze duwende, ploeterende Sisyfus als zinnebeeld voor de mens en ons menselijk bestaan in het algemeen: in een op zichzelf absurde, zinloze wereld ziet hij zin ontstaan in het duwen zelf, het moeizame ploeteren, in het aanvaarden van de beproeving. De steen die drukt tegen de huid, de glinsterende helling, het rustmoment als het gevaarte weer omlaag stort, en zelfs vreugde als de duwer de berg afdaalt voor een volgende ronde. ‘We moeten ons voorstellen dat Sisyfus gelukkig is’, zo besluit Camus zijn beroemd geworden essay.
Juist dat essay, ‘De Mythe van Sisyphus’, neemt een speciale plaats in tussen al mijn boeken. Niet alleen vanwege zijn uitgangsvraag – moeten we eigenlijk niet zelfmoord plegen? – en het uitvoerig beredeneerde antwoord dat daarop volgt: nee, integendeel, we moeten het leven uitputten. Het boekje van Camus, lang geleden gelezen, werd ook het begin van mijn filosofische interesse, die er op den duur toe zou leiden dat het mijn beroep werd. Het betoog staat namelijk vol met namen van schrijvers en denkers die ik niet kende, maar die me onmisbaar leken om het verhaal goed te kunnen volgen. Jaspers, Kierkegaard, Chestov? – ik nam er een Geschiedenis van de Filosofie bij om mijn kennis bij te spijkeren. En zo verder. Echt niet alle denkers zijn blijven hangen, maar met het verhaal zelf en met Camus ben ik erg vertrouwd geworden.

Maar Camus heeft het wel over het rollen van een rotsblok. Een groot stuk steen, dat zich, in elk geval enigszins, laat rollen en dus ook enigszins afgerond moet zijn. En niet op de schouders gedragen wordt. Zo heb ik het ook altijd voor me gezien. Zonder me een moment af te vragen of zoiets wel echt bestaat: een rond(ig) rotsblok. En er zijn ook tal van plaatjes die dit beeld bevestigen. In het Prado realiseer ik me ineens dat ik me in mijn beeld van Sisyphus, het boek en de mythe, zeker ook heb laten leiden door een prachtige prijswinnende animatiefilm die ik ooit zag: hier duwt de bestrafte koning op een tekenfilmberg tegen een vrijwel ronde rotsbal die dan over hemzelf heen omlaag dendert – maar hij weet hem tenslotte daadwerkelijk bovenop de smalle top te parkeren!

Dat krijg je ervan, als de beschrijvingen het over rollen hebben. Bij Camus heet het inderdaad: rouler. Voor de zekerheid sla ik de oertekst van Homerus er op na, in de Odyssee: ‘Ik zag Sisyphus bij zijn eeuwige taak om zijn wonderbaarlijke (!) steen met beide handen omhoog te krijgen. Met handen en voeten probeerde hij het ding naar de top van de heuvel te rollen, maar juist voordat hij het naar de andere kant kon rollen werd het gewicht hem teveel en de genadeloze steen donderde omlaag naar de vlakte.” (Praktische tegenwerping: een ronde rots, omlaag snellend op een stenen helling, breekt die niet in stukken? Het moet dus inderdaad een speciale, door de Griekse goden gemaakte ‘wonderbaarlijke’ steen zijn: rond, zwaar en net zo eeuwig als de straf zelf.)

Tekenfilm Sisyphos (1974)

Tillen of rollen, wat doet het er toe? Toch wel iets. Zo’n blok als Titiaan geschilderd heeft, met zijn hoeken en brede kanten, dat valt natuurlijk ook omlaag. Maar het blijft dan vermoedelijk ergens haken, achter een ander groot blok, glijdt nog een stukje door en begraaft zich door z’n eigen gewicht in de helling. Sisyfus hoeft dan niet helemaal omlaag, waarmee hij weer krachten spaart voor zijn volgende poging. Ineens komt een heel ander verloop in beeld: kleine stukjes tillen, telkens iets verder dragen, of zelfs dat blok gewoon even neerleggen. Met zo’n rechthoekig rotsblok opent zich de weg naar de top, en dus naar een oplossing. Alleen iets ronds, zoals een bal, is op zo’n helling echt niet te stoppen.
Het punt is natuurlijk dat Titiaans schilderij een deurtje openzet naar een reële wereld, waarin de eeuwige straf een tijdelijke wordt. Ze is dan ook niet meer het zinnebeeld van totale zinloosheid en zeker niet van hopeloosheid. Het is als een pittige straf, waar een eind aan komt. Geen uitzichtloos geploeter binnen een absurd bestaan. Voor mijn ogen begint de hele magie van Sisyphus als metafoor voor ons menselijke bestaan te verdwijnen. Het leven als zware en eenzame straf, hoezo eigenlijk?
Het ziet er naar uit dat Camus vooral geïnspireerd was door het leven van Sisyphus, de koning van Korinthe die bekend stond om zijn slimheid en die telkens de goden en de omstandigheden uitdaagde. Zo lukte het hem eens om de Dood zelf, Thanatos, gevangen te nemen waardoor er op aarde niemand meer kon sterven. Later, toen hij zelf gestorven was, wist hij speciale toestemming te krijgen om kortstondig terug te keren om een hangende kwestie met zijn vrouw te regelen; eenmaal terug vond hij het zo prettig in het zonlicht dat hij nog jaren bleef hangen. Het is ‘zijn hartstochtelijke liefde voor het leven’ die Camus bewondert en die hem voor de filosoof tot model maakt van de ‘absurde held’, die voor goden en regels slechts verachting heeft. Dat beeld van de eeuwig opstandige projecteert hij ook op de sjouwende Sisyphus in de onderwereld en maakt er een symbool van hoe je als mens in het leven kunt staan. Deze man is trots en heeft verachting voor zijn noodlot. ‘Telkens als hij de top verlaat en langzaam afdaalt (..) staat hij boven zijn noodlot’, schrijft Camus. Want zijn ware lot behoort hem zelf toe. Hij is de meester van zijn leven, zelfs in de dood. Daar heb je Camus’ visie: de absurde mens zegt opstandig ‘ja’ tegen het absurde bestaan en Sisyfus is zijn model.
Intussen denk ik dat ons bestaan op deze aarde eigenlijk een stuk minder absurd en uitzichtloos is dan Camus het voorstelde. En dat het zeker mogelijk is om er een bepaalde zin in te ontdekken, verschillende zelfs, die nogal aan de oppervlakte liggen. (Zie het laatste hoofdstuk van mijn nieuwe boek, waarin Film en Filosofie zich buigen over de vraag der vragen: Waarom leven wij?) Dat neemt allemaal niet weg dat het beeld van Sisyphus als eeuwig zinloze steenduwer tot onze verbeelding blijft spreken. En voor Titiaans schilderij geldt precies hetzelfde, al stelt hij Sisyphus eerder voor als een soort Atlas, die de aarde op z’n schouders moest dragen. Het zijn beelden om ons aan te spiegelen. Soms voelen we ons als de eindeloos zinloze ploeteraar, die volgens Camus toch gelukkig is. Ik zie tegenwoordig meer in, mijn versie van, de Titiaansjouwer die stilletjes weet en voelt dat er aan zijn beproeving een eind zal komen. Hij gaat dat blok omhoog krijgen. De Camus-Sisyphus’ houding van trots en een zekere verachting blijft onverminderd inspirerend.

Tiziano Sisyphos (1548)
Albert Camus Le mythe de Sisyphe (1942)
Sisyphus (1974), animated short, van Marcell Jankovics