De rij voor Velazquez

geplaatst in: Cultuur, Kunst, Maatschappij | 0
Las Meninas (1656)

(18 juli 2024)  Hoe was het weerzien met Velazquez, en zijn beroemde werk Las Meninas? Best aardig, maar lang niet zo bijzonder als de eerste keer. Want ooit stond ik een volle dag in de rij om dat schilderij, en zijn andere werk, te kunnen bekijken.

Het Prado museum in Madrid presenteerde toen een overzichtstentoonstelling van de man die wordt beschouwd als een van de beste Spaanse schilders, zo niet de allerbeste. Levend in de zeventiende eeuw, in zijn technische meesterschap wel te vergelijken met Rembrandt, die vrijwel tegelijkertijd leefde en werkte. Als Velazquez Rembrandt is, dan is Las Meninas, ‘de hofdames’, zijn Nachtwacht: een groot doek, vol personages en met een intrigerende situatie, waarin de schilder zelf ook nog figureert. Mij leek het een prima aanleiding voor een korte stedentrip naar Madrid, een stad die ik nog niet kende.

Dit was allemaal ruim voor de komst van het internet, en voor de tijd dat je bij grote tentoonstellingen per dag en zelfs per tijdsblok moest reserveren. Het was nog gewoon: erheen gaan en een beetje geduld meenemen. Dus ik had een boekje meegenomen en zowaar, de lengte van de rij voor de kassa viel me mee; het bleek alleen de verkeerde rij te zijn, waarin mensen stonden te wachten om de catalogus van Velazquez te kopen. De echte rij, voor de tentoonstelling zelf… die slingerde zich helemaal om het grote gebouw heen, een hoek om en door de straat omhoog, tot ik ergens langs het hek van het Retiro park tenslotte het einde vond. Het zal een uur of negen ’s ochtends geweest zijn.

Een uur later waren we een stukje vooruitgekomen, het volgende uur weer een stukje. Maar niemand liet het erbij zitten en ik al helemaal niet. Die dag leerde ik met open mond van verbazing hoe gedisciplineerd en vrolijk het toeging in een Spaanse wachtrij (er waren weinig toeristen). Volstrekt geduldig, met af en toe een burenpraatje, en regelmatig iemand die eventjes verdween, voor toiletbezoek of iets anders. De opengelaten plaats bleef gewoon open, en werd wat later weer ingevuld door de oorspronkelijke bezetter. Dat werd nog veel duidelijker rond lunchtijd, een belangrijk moment in de Spaanse dag. Ineens vertrokken er hele groepen wachtenden plotseling, maar niemand in de rij die eraan dacht om op te schuiven en snel de lege plek in te nemen. Na de uitgebreide maaltijd keerden ze doodgemoedereerd terug op hun plaats in de rij die in de afgelopen uren langzaam maar zeker was opgeschoven naar beneden, zodat we het museum zelf weer in beeld hadden gekregen. Ikzelf, afkomstig uit de ongeduldige en onbeschaamde Nederlandse cultuur, ben op zeker moment ook naar een kiosk gelopen voor een sandwich, maar slechts nadat ik mijn buren had gevraagd om mijn plek zorgvuldig voor mij te bewaren. Dat was helemaal niet nodig geweest. Want dit was de Madrileense wachtcultuur en die leerde mij die dag een lesje in hoe je gezamenlijk van iets vervelends toch iets moois en aangenaams kunt maken. Ik kletste met de verschillende buren, las een halve pocket uit en voelde me opgenomen in een grootse gebeurtenis.

Enkele mensen in die rij hielden de catalogus al onder de arm geklemd, en daarmee eigenlijk de hele tentoonstelling, een licht absurdistisch idee. Maar ze keken er niet in en bleven wachten tot ze eindelijk aan de beurt waren om door een kleine ingang het beloofde gebouw te betreden. Dat moment kwam voor mij om een uur of vijf ’s middags, na acht uur wachttijd. De tentoonstelling was (begrijpelijk) nogal vol, Las Meninas vond ik mooi en bijzonder en van de rest van Velazquez’ werk herinner ik me vrijwel niets, alleen dat ik maximaal drie kwartier binnen ben geweest. De rij zelf, dat was de gebeurtenis van de dag. Een dag in de rij staan en het nog leuk vinden ook!

Het is een unieke ervaring gebleven. Dit moet in 1990 geweest zijn. Al wachtend dacht ik aan de toen juist aangekondigde grote Van Gogh overzichtstentoonstelling in Amsterdam; ik zag op geen enkele manier voor me hoe op het Museumplein een kilometerlange, veelvuldig geplooide, rij tot stand moest komen, laat staan langer dan een uurtje in stand zou blijven. In Amsterdam? No way. Dat is dan ook niet gebeurd: bij die Van Gogh-expo werd voor het eerst het systeem met dagreservering en tijdsblokken gebruikt, waardoor men de toestroom nauwkeurig kon reguleren.

Tegenwoordig kijk je wel uit om je in zulke dwaasheid te storten zonder alles van te voren op de smartphone gecheckt, bekeken en gereserveerd te hebben. Dat deed ik dan ook, bij mijn weerzien met Madrid. Zo wist ik dat het Prado de laatste uren van de dag gratis toegang geeft. Deze rij was te overzien en bewoog snel. En in het enorme museum dat volhangt met schilderkunst uit de zes- en zeventiende eeuw waren de Velazquez-zalen snel gevonden. Las Meninas blijft een mooi, origineel schilderij: vanuit het perspectief van het modelzittende koningspaar zien we hun vijfjarige dochtertje, de infante Margaretha, naar hen kijken, omringd door haar entourage van hofmeisjes(?) en gezelschapsdames, terwijl de schilder links probeert zijn concentratie te bewaren en het hele gezelschap recht te doen. De rest van Velazquez’ vele portretten van machthebbers, al dan niet te paard, vond ik best mooi, soms best raak (Philips IV!) maar ook weer niet iets waarvoor ik nu nog naar Madrid zou reizen en een dag in de rij zou gaan staan. Ik zou wat googlen en wat scrollen en het er dan verder waarschijnlijk bij laten. Soms heeft het ook een voordeel om afkomstig te zijn uit het pre-internet en pre-wifi, het no connection tijdperk. Want die rij en de Spaanse welwillendheid had ik niet willen missen.

Van dit weerzien met Velazquez nam ik iets anders mee. In die behoorlijk volle zaal werd door het gratis binnengelopen publiek veel en soms erg hard gepraat. Oké, dat is niets bijzonders, dat is bij vrijwel elke drukke tentoonstelling tegenwoordig gebruikelijk. Er hangt soms wel ergens een bordje, maar daar trekt niemand zich wat van aan. Hier echter werd het geluidsniveau regelmatig actief teruggedrongen. Door twee suppoosten die luid gingen SISSEN en een soort zwaar en diep ‘Sssjjjjttt’ voortbrachten dat de ruimte snel vulde als een naderend onweer. Dat werkte, de stemmen werden meteen gedempt. Alsof men eigenlijk best weet dat een museumzaal toch iets anders is dan een zwembad of een barbecue. Dit duurde een paar minuten, dan zwol het geluid aan en herhaalde het patroon zich. Ik houd ervan om in betrekkelijke stilte en concentratie te kunnen kijken naar kunst en vind het een erg matige ervaring als een tentoonstelling slechts aanleiding is voor bezoekers en -sters om eens ‘gezellig bij te praten’, compleet ongevoelig voor de aanwezigheid van anderen die voor de schilderijen zijn gekomen. Heel ouderwets, heel pre-internet, ik weet het. Maar ik vond het suppoost-SISSEN welkom, origineel en toch stijlvol aansluitend bij de omgeving. Misschien kunnen ze er in Nederland eens op gaan studeren, als volgende vernieuwing in de wereld van de massa-exposities.