
(23 mei 2025) ‘Jij bent zelf het mes in de rug van de RAF’. Zegt Gudrun Ensslin, RAF-terroriste en geliefde van Andreas Baader, fijntjes tegen Ulrike Meinhof, naamgever van de Baader-Meinhofgroep, tijdens hun zoveelste onderonsje op de luchtplaats van de Stammheimgevangenis. Daar zitten de vier kopstukken van de beroemd-beruchte Duitse terreurgroep opgesloten op de zevende verdieping in afwachting van en tijdens hun proces, dat in 1975 begon, nu vijftig jaar geleden. Het jubileum is aanleiding voor een paar nieuwe tv-films die documentair of half geënsceneerd terugkijken op de tijd dat een klein clubje intellectuele, gewelddadige rebellen de Bondsrepubliek Duitsland in zijn greep hield en het imago van het land ingrijpend kon beïnvloeden.
De film Stammheim – Zeit des Terrors is opnieuw een product van schrijver Stefan Aust. Decennia geleden schreef hij al het boek Der Baader-Meinhof Complex, dat in deze eeuw succesvol verfilmd werd en zelfs genomineerd voor de Oscar. Aust was ooit, als redacteur van het tijdschrift Konkret, een goede bekende van Ulrike Meinhof, de linkse, politiek-theoretisch onderlegde journaliste die zich verrassend aansloot bij de praktische activisten rond Andreas Baader. Deze nieuwe film, over de gevangenschap van de RAF, baseerde hij naast zijn eerdere uitgebreide research op de vele bestaande bandopnames, notities en herinneringen van direct betrokkenen. Want wat gebeurde er nu werkelijk in het zwaarbewaakte Stammheim, waar de RAF-kopstukken naar eigen zeggen werden ‘gefolterd’? Daar werd al veel relativerends over gepubliceerd en ook hier blijft er van die claims weinig overeind. Mede op grond van de verklaringen van hoofd gevangenisbewaarder Bubeck komt een nogal ander beeld naar voren: middelbare geüniformeerde mannen die hun best doen om de hippieachtige terroristen steeds correct en beleefd te behandelen – ‘Herr Baader, Frau Meinhof’ – en daarbij zelf voortdurend beschimpt en beledigd worden – ‘Schweine, Faschist’ – en altijd geminacht. Dat is nog niet echt verrassend, zo werd in die tijd door velen gedacht en gesproken; confronterend is het langzamerhand wel en van de weeromstuit ga je meevoelen met deze doorsnee beambten die zich niet goed raad weten met hun internationaal beroemde gevangenen en zich erg bewust zijn dat elke foute handeling onmiddellijk tegen hen en tegen de verfoeide Staat gebruikt zal worden.
Wat nieuw is, althans voor mij, is de weergave van de onderlinge gesprekken en verhoudingen binnen de Rote Armee F(r)aktion, zoals de groep officieel heette. Want ook tegen elkaar zijn de vier vooral hard en gevoelloos, waarbij domineesdochter Ensslin de absolute kroon spant. Telkens weer hakt ze in op de stille Meinhof: die is niet zuiver in de leer, te bourgeois en zelfs een ‘verrader’. Om haar meteen erna dringend te vragen een nieuwe verklaring te schrijven (beide dames hebben typemachines in hun cel), zij is immers ‘de stem van de RAF’. De beide mannen zijn nauwelijks beter. Baader, de zelfingenomen leider van het stel, schimpt op alles en iedereen, geniet van zijn status en uit zich sporadisch met wat politieke cliché’s zonder enige originaliteit. De vierde, Jan-Carl Raspe, houdt zich stil en is bezig met technische constructies, die er voor zorgen dat de vier ook in hun cel met elkaar kunnen communiceren en dat, via een platenspeler, wapens de cel in gesmokkeld konden worden. Tussen alle standaardzinnen over imperialistisch kapitalisme en de noodzaak van strijd vonkt geen enkele keer iets op van gevoelde solidariteit, niet met elkaar en ook niet met de bevolking daarbuiten, waar het toch eigenlijk om te doen was. Er is hier überhaupt geen gevoel, of het moest zijn het ‘Baby!’ dat Baader en Ensslin werktuiglijk naar elkaar roepen, als waren ze Bonnie en Clyde verdwaald in het Duitse beton. Wat we zien is een ellendig groepje felle naarlingen die kennelijk in gevangenschap hun laatste restje menselijkheid verloren hebben. Of hadden ze het daarvoor ook al niet? Je zou ze nauwelijks serieus nemen, ware het niet dat zij al zes doden, tientallen gewonden en een lange reeks bomaanslagen en bankovervallen op hun conto hebben. Voor zover Aust de RAF al niet eerder ontmaskerd had, gebeurt dat hier nog eens heel grondig. Van een eventueel heldendom van het Duitse stadsterrorisme blijft niets overeind.
Om hun geschiedenis af te maken: nog tijdens het proces verhing Meinhof zich in haar cel, hier gepresenteerd als direct gevolg van de zoveelste genadeloze interne pesterij – waarna Baader cs. lieten weten te geloven ‘dat ze vermoord is’. De overige leden werden tot levenslang veroordeeld, waarna de ‘tweede generatie’ RAF-aanhangers een reeks moordaanslagen en ontvoeringen pleegde om hen vrij te krijgen, culminerend in een spectaculaire vliegtuigkaping. Triomfantelijk loopt Baader over zijn étage, ervan overtuigd dat ze uitgewisseld zullen worden; ‘ik zie je straks op het vliegveld!’ Maar het loopt anders. De kaping wordt in Mogadishu met geweld beëindigd, alle gijzelaars komen vrij. Waarna de drie RAF-leden zelfmoord pleegden in hun cel en hun plotselinge dood nog jarenlang een zware moordverdenking zou werpen op de Duitse staat.
Waarom kan dit mij nu nog iets schelen? Omdat ik – ik zal niet steeds ‘wij’ zeggen, maar ik stond er bepaald niet alleen in – ooit iets zag in dit terroristenclubje. Zonder er veel van af te weten. Ze protesteerden tegen de Vietnam-oorlog en tegen de invloed van het kapitalisme, net als wij, ze protesteerden tegen de autoriteit in het conservatief-burgerlijke West-Duitsland waar de politie grof geweld gebruikte tegen demonstranten, en ze protesteerden tegen de generatie van hun ouders die de nazitijd hadden meegemaakt en er vaak aan hadden meegewerkt, maar erover zwegen als het graf. Daarom werd dit protest in mijn kringen, en in linkse media van die tijd, gezien als juist en nodig, zonder dat erg kritisch gekeken werd naar de precieze daden. Duitsland was nog steeds een verdacht land waar je echt niet naar toe wilde, met politici die soms met hun nazisympathieën te koop liepen. En daar werden deze opstandelingen in isolement opgesloten! De vijand van mijn vijand, die wordt mijn vriend. En zo had ik, hadden wij, een basissympathie voor de opstand van de Baader-Meinhofs, want verdachter dan het Duitse staatssysteem kon het echt niet worden. Daarom ook heerste er vooral wantrouwen na hun plotselinge dood.
Ik zie me nog staan, in de herfst van 1977 (het moet 18 oktober geweest zijn), op het Spui voor het Athenaeum Nieuwscentrum, de pas gekochte krant in de hand. Op de voorpagina stond met koeienletters het nieuws dat de RAF-gevangenen dood in hun cel waren gevonden, nadat de vliegtuigkaping beëindigd was. (Ik heb die krant nog wel ergens) Het was nieuws om sprakeloos van te worden. Op het Spui kwamen een paar bekenden langs, met of zonder krant, lazen mee en stonden er ook als verdoofd bij. Een heel tijdperk leek ten einde gekomen. De vredelievende, solidaire protestdroom van mijn post-Woodstock-generatie was uitgelopen op gewelddadig terrorisme en op zijn beurt gesmoord in staatsgeweld. Het einde van een illusie.
Pas veel later las ik over de realiteit van de RAF en schrok, ook van mijn eigen naïviteit en bereidheid om het geweld te vergoeilijken. Hoe had ik daar als student zo makkelijk overheen kunnen kijken? Omdat ik jong was, denk ik nu, en bevlogen van ideeën (niet van geweld, wel van rechtvaardigheid). Die combinatie van ongeduld en idealisme maakte me betrekkelijk ongevoelig voor de dood van militairen en agenten, een bankier, een officier van justitie of een werkgeverschef – dat waren immers trouwe ondersteuners van het ‘systeem’. Zo denk ik al lang niet meer. Ik ben op m’n hoede geworden voor de verblinding die politieke ideeën met zich mee kunnen brengen en zie helemaal niets in theorieën die menen dat je een bevolking ‘wakker kunt schudden’ met gewelddadige aanslagen. Integendeel, ze leiden alleen maar tot algemene afschuw (terecht) en een reactie die radicaal de andere kant op gaat. Hoe heeft een groep als de RAF, opererend in een westerse welvaartsstaat, ooit kunnen geloven dat het geweld van bomaanslagen via ‘ontwaken’ een nieuwe, rechtvaardiger wereld dichterbij kon brengen? Hier debiteert Baader dat ‘het volk geactiveerd moet worden’ en je denkt: dat lukt toch nooit zó, en wat weet jij überhaupt van de bevolking? Het is alsof een kleuter roept ‘we gaan nu die brug omver duwen, doe mee allemaal!’ – maar wel met een wapen in de hand.
Dat ik er zo kwaad en wanhopig van word komt, neem ik aan, omdat ik het idealisme deel – maar de methode totaal verwerp. De wereld veranderen en rechtvaardiger maken, dat is wel degelijk mogelijk en nodig ook. Maar dan langzaam en met onnoemelijk veel geduld. Je moet niet alleen een paar progressieven meekrijgen, maar de grote massa zelf en die zal zich in eerste instantie vooral verzetten tegen verandering. Pogingen tot dwang of shocktherapie leiden alleen ertoe dat die massa zich nog sterker in de tegengestelde richting beweegt. Zoveel kunnen we toch wel leren uit de geschiedenis, al is het slechts die van de afgelopen honderdvijftig jaar. Vergeet Marx’ voorspellingen en vergeet alle lekker klinkende slogans van radicale verandering. Het ‘systeem’ laat zich wel wijzigen, maar van binnenuit, stapje voor stapje, met engelengeduld. Al het andere, radicale, gewelddadige, werkt contraproductief en leidt slechts tot een terugdraaien van de klok.
Eric
Wat een heldere column weer Jurriën, dank, dat verdient een groot/groter publiek, zoals ook je boek Lentz. Ik heb vergelijkbare herinneringen, ook aan die naïviteit op links en dat was niet heel anders als het in dezelfde tijd – en iets later – ging om Cambodja (‘Kampuchea” moest je schrijven), Zuid-Afrika, El Salvador, Nicaragua. Na enige tijd bleek zo ’n bevrijdings- of onafhankelijkheidsstrijd zich toch van tamelijk gruwelijke praktijken te bedienen. Daarvan keek men graag weg of het werd gebagatelliseerd.