Mei notities

geplaatst in: Film & TV, Politiek, Theater | 0

(17 mei 2018)

  1. Cannes foto’s

Het filmfestival is weer losgebarsten. Cannes is de tempel van de speelfilm, meer dan de Oscars, meer dan alle andere filmfestivals. In een nieuwe app is het allemaal te volgen, de serieuze kant (interviews, films) naast natuurlijk de kant van glamour. Want de vraag ‘wie ziet er mooi uit?’ is in Cannes even belangrijk als ‘welke film draait er?’ Wie loopt er over de rode loper, in welke kleren? Les Marches heet dit onderdeel van de app, ofwel de Traptreden, genoemd naar de imposante buitentrap van het festivalpaleis. Een brede rode loper voert erheen, door een immens baldakijn beschut tegen de regen. Aan twee kanten van de loper staat een massa persfotografen en journalisten te roepen naar de langslopende filmpersoonlijkheden. Allen keurig in smoking, zoals de dresscode in Cannes voorschrijft. Het paparazzi-circus op stand gebracht, het heeft iets koddigs.

Bij de zogenaamde Photocalls verzamelt ditzelfde circus zich in informelere kleding op een bescheidener buitenlocatie. De cast van een nieuwe film staat rond een katheder, de fotografen aan twee kanten eromheen. Hoort erbij. Publiciteit is volstrekt essentieel voor een film en af en toe levert zo’n nep-ongedwongen bijeenkomst zelfs leuke plaatjes op. Maar wat moeten we met een photocall voor de jury van een bijprogramma? Naast één bekende acteur bestaat zo’n jury uit filmmakers uit verschillende disciplines. Zij zijn hier niet aanwezig voor zichzelf maar om andermans werk te beoordelen. Ook dit gezelschap wordt van twee zijden gefotografeerd door tientallen fotografen met motordrives, opgewonden roepend om de blik van één van hen te trekken. De juryleden als onwennige glamourmodellen, in duizendvoud vastgelegd. Zou één aardige persfoto, gemaakt door de festivalfotograaf, niet volstrekt volstaan?

Een absurde scène ontrolt zich, in zijn technische overkill eigenlijk niet meer van deze tijd. De komst van de foto-robot lijkt helemaal niet zo’n gek idee.

 

  1. Werkteater

Het overlijden van Shireen Strooker, actrice, regisseur en oprichtster van het Werkteater, maakt een hele oude herinnering wakker. Als eerste- (of tweede?) jaars studenten van de Filmacademie gingen we op  bezoek bij hun repetities. Het gezelschap bestond toen nog niet zo lang, was aan het opbouwen en had nog niet de faam van een paar jaar later. De mannen en de vrouwen werkten aan verschillende projecten. ’s Ochtends op het Kattengat werd vrij geïmproviseerd. Wij, de studenten, op een kaal bankje ervóór. Wat een acteergeweld bij elkaar, op een druilerige morgen: Peter Faber, Helmert Woudenberg, Joop Admiraal, Gerard Thoolen, Rense Rooijaards, Cas Enklaar en ik vergeet er vast nog een paar. Wat moesten we lachen om hun energie, om hun wilde invallen. Gerard die dwars door een scène heen als bouwarbeider een ‘metalen balk’ kwam begeleiden. Improviserend toneelspelen opende zich voor mijn ogen als wereld van magie en vrijheid. En alles zo moeiteloos!

Nieuwsgierig liep ik naar boven om ook bij de vrouwen te kijken. Daar werd minder circus gemaakt, het was meer naar binnen gekeerd, intenser. Ik was de enige toeschouwer. Een verlegen jongen met haar tot op z’n schouders op een bankje tegenover vijf, zes innig improviserende actrices. Maar ook die onhandigheid werd overstegen. Het echte wonder van dit kaalgeslagen toneelspelen, dit toneel-uitvinden-waar-je-bij-zit, is dat je er als toeschouwer zo snel volkomen in gelóóft en in opgaat. Bij zo’n repetitie ontbreken alle gebruikelijke randvoorwaarden die je eraan herinneren: dit is een theatervoorstelling, hier wordt toneel gespeeld! Er is geen podium, geen licht,  noch decor, rekwisieten, make up of kostuums, geen bestaande tekst – er is alleen de uitdrukkingskracht van acteurs plus verbeelding bij het publiek. Juist dat doodgewone uitgangspunt maakt het zo effectief. Het is, zoals regisseur Peter Brook beschrijft in The Empty Space, al genoeg als aan de ene kant iemand zegt ‘ik ben een koning’ en aan de andere kant iemand daar naar kijkt. Misschien is dat wel het mooiste theater dat er is.

 

  1. Cannes klassiek

In het bijprogramma Cannes Classics draait Joao en het mes (1971), de eerste speelfilm van m’n oude leermeester George Sluizer, vier jaar geleden overleden. In één reeks met Hitchcocks Vertigo en Kubricks alltime classic 2001. Een enorm eerbetoon, om zo te worden opgenomen in de tempel. Lang geleden typeerde filmcriticus Peter van Bueren, in een overzicht van Nederlandse filmers, George aldus: ‘zal na zijn dood geëerd worden als klassieker’. Hij heeft letterlijk gelijk gekregen. Overigens is de echte Sluizer-klassieker mijns inziens de film Spoorloos (1988) – nog afgezien van verschillend documentair werk – dus het wachten is tot die het Cannesprogramma haalt.

 

  1. Politieke ironie

‘Met zulke vrienden heb je geen vijanden meer nodig’. Ironische uitspraak, soms ingezet bij grote ergernis. Maar nu wordt het gezegd (nee: ‘bijna’ gezegd) door de voorzitter van de Europese Raad, over de president van de Verenigde Staten. In wat voor tijd leven we als op regeringsniveau de USA gezien wordt als vijand van Europa en dit ook in weinig verhullende taal gezegd wordt? Tusk zei nog iets: hij was Trump dankbaar, omdat deze duidelijk maakt dat ‘als je een helpende hand zoekt, je hem vindt aan het eind van je eigen arm’. Zulke messcherpe ironie hoor je niet vaak uit de mond van een vooraanstaande politicus. Maar zou de ene Donald de ironie van de andere überhaupt begrijpen?