Iedereen filmt (hetzelfde)

geplaatst in: Film & TV, Filosofie, Kunst, Muziek, Theater | 0

(18 jan 2018) Ook wel eens verbaasd over dit fenomeen? Sinds de smartphones bestaan en zijn uitgerust met de zoveelste generatie lenzen en een oplossend vermogen van nog meer megapixels, is iedereen er mee aan het filmen. Het opvallendst is dat bij grote evenementen zoals popconcerten, sportwedstrijden en andere manifestaties: artiest verschijnt, massaal gaan de lichtende schermpjes omhoog. Voorheen gebeurde dat om een foto (met flits) te maken, wat niet zo lang duurt. Een herinnering voor in het plakboek: ‘Ik was erbij!’. Het filmen kan rustig een song lang duren, of een half concert. Tot de armen moe worden. Lekker filmen.

            Nog een andere uitbreiding: live posten op Facebook. Directe weergave, zoals de straalverbinding op tv. Iedereen kan even amateurverslaggever cq. live cameraman zijn. Met dit verschil dat naar deze ‘uitzendingen’ slechts door weinigen wordt gekeken. De gewaarschuwde familie misschien, of een toevallige passant uit de Facebookvriendenkring. Dat geldt ook voor de honderden filmpjes van eenzelfde popsong, gemaakt tijdens hetzelfde concert en vervolgens op YouTube gezet: schokkerig uit de verte gefilmd, met benedenmaats geluid en verstoord door de opgewonden stemmen van het publiek vlakbij de camera – wie gaat ze bekijken? Wie kijkt er langer dan een paar seconden naar? Wie heeft er wat aan? De maker zelf soms?

            Ik probeer er achter te komen waarom al die mensen het toch telkens doen. Bij incidenten heeft dit filmen soms nog een zekere nieuwswaarde. Maar hier filmt iedereen hetzelfde. Natuurlijk kan je schouderophalend zeggen ‘Wat kan het schelen? Leuk toch?’, maar degenen die er vlak achter staan hebben er wel degelijk last van. Hun zicht wordt belemmerd, alsof iemand met een grote hoed op voor je in de bioscoop gaat zitten. Vreemd genoeg wordt over deze electronische hoedjes weinig geklaagd. In plaats daarvan besluiten de mensen erachter om zelf óók te gaan filmen, zodat ze zich niet alleen maar gedupeerd hoeven te voelen.

            Tot mijn verbazing gebeurde het ook bij de slagwerkvoorstelling die ik een paar maanden geleden regisseerde: NEWS – een trommeltocht. Op verschillende momenten in de voorstelling staken tientallen mensen in de zaal hun telefoon omhoog en filmden een stukje mee. Vaak correspondeerde dat met een mooi toneelbeeld, op zichzelf best een aardige test of de mise en scene die je gemaakt hebt de moeite waard is. Maar eerlijk gezegd viel mijn mond open bij de vanzelfsprekendheid en schaamteloosheid waarmee dit in het theater (grote zaal) gebeurde. Vaak wordt bij een voorstelling vooraf gemeld dat filmen of fotograferen verboden is, via een stem, een filmpje, een poster, of nog iets anders. Dat gebeurt ook bij het Kerstcircus in Carré, waar vanaf het balkon desalniettemin rustig de halve show gefilmd werd. Maar het verbieden doen de theaters niet uit zichzelf, daar moet de producent van de voorstelling voor zorgen. Hier vond de producent het niet zo nodig, wat ik weer niet met hem eens was. Los van dat meningsverschil was ik diep verbaasd dat een deel van het publiek, als er geen expliciet verbod is, er als vanzelf van uitgaat dat ze zo’n stuk artistiek werk best kunnen vastleggen, ofwel het zich toe eigenen. (Omdat ze een kaartje betaald hebben?) Op twee manieren bekommert men zich nauwelijks erom dat anderen gedupeerd worden: het is hinderlijk en het is een vorm van diefstal.

            Eerder was ik genodigde bij een besloten discussie rondom het fenomeen Pegida, ofwel het begin van het Duits populisme. Ook daar werd ongevraagd gefilmd, door een man die actief camerawerk deed, rondliep, verschillende standpunten innam. Ik dacht dat hij van de organisatie was, totdat de gespreksleider hem vroeg zich te introduceren. Hij hield een vaag verhaal met als geruststellend bedoeld slot dat hij ‘nog niet wist waar hij het voor ging gebruiken’. Prima zei de gespreksleider en wilde verder praten. Maar ik, ouderwetse idioot die gewend is dat je het eerst aan mensen vráágt voordat je ze filmt (zeker bij een besloten bijeenkomst), had er geen behoefte aan en verzocht hem om bij mijn bijdragen de camera uit te zetten. Waarna hij er spontaan helemaal mee stopte. Alsof één weigering genoeg was om het hele, vage project weer uit zijn hoofd te wissen.

            Wat is het massale amateurfilmen toch een raar fenomeen. Is het een willekeurig verzamelen van persoonlijke indrukken als herinnering (zie mijn eerdere blog over Jonathan Harris’ webproject Today)? Is het een gedachteloos nadoen, omdat iedereen het doet? Als bewijs dat je ergens bent geweest – voor wie dan? Is het een nieuw middeltje tegen de verveling, de grootste duurzame plaag van ons leven in welvaart? En worden deze filmpjes überhaupt nog wel eens teruggekeken, of meteen gewist? Zeker is het eerder een uiting van sociale onverschilligheid dan van opzettelijk kwade bedoelingen, en je zou er zelfs een verkapte sociale drijfveer in kunnen ontdekken: door het filmen (van anderen) bewijs je je betrokkenheid bij de buitenwereld. Nog steeds blijft dan het simpele bezwaar bestaan dat laatst mooi verwoord werd door een popmuzikant, die zijn publiek vriendelijk vroeg of ze hun telefoons niet gewoon in hun zak konden laten zitten. Of ze niet eens wilden proberen om daar, bij het concert, zelf aanwezig te zijn en de muziekervaring in de eerste persoon te ondergaan. En niet ernaar te kijken, via een schermpje, als een soort reflectie, een beschrijving in de derde persoon. Helemaal mee eens.

           Maar er is nog een alternatieve verklaring. Misschien gaat het bij dit filmen eigenlijk niet om wat er voor de camera plaatsvindt, maar om de maker zelf. En is het juist de handeling van het filmen – het miniatuurbeeld op het schermpje, de inspanning om het beeld recht te houden, de benodigde concentratie – die moderne mensen het gevoel geeft ergens beter aanwezig te zijn. Door niet passief iets te bekijken en te ondergaan, maar er zelf iets aan toe te voegen. Gewend aan een lawine van prikkels, geplaagd door een overschot aan informatie, is het de eigen handeling die ervoor zorgt dat deze mens zichzelf terugvindt. Het filmen wordt een bewijs dat je iets hebt ervaren, dat je er echt bent geweest. Het diffuse, horizontale, non-lineaire bewustzijn dat filosoof Jos de Mul vijftien jaar geleden zag ontstaan als gevolg van de digitalisering, is kennelijk realiteit geworden. En om ons zelf nog enigszins staande te houden in de versnipperende digitale vloedgolf gaan we een stukje filmen. Het geeft ons een houding, we hebben iets te doen en we houden er iets aan over, dat we anderen kunnen tonen. De camera eh.. smartphone als reddingsboei. Ik film, dus ik houd me staande. Ik film, dus ik besta (nog).

 

N.E.W.S. – een trommeltocht
Jos de Mul  Cyberspace Odyssee (2002)