De dokter van Lampedusa

geplaatst in: de mens, Filosofie, Maatschappij, Politiek | 0

(19 juni 2017) Begin jaren negentig komen de eerste bootjes met vluchtelingen uit Afrika aan op het Italiaanse eilandje Lampedusa, ongeveer halverwege Tunesië en Sicilië. De eilandbewoners, vissersfamilies die altijd met en van de zee geleefd hadden, ontvangen de vreemdelingen als gasten. Het worden er meer en meer. Maar de stevige vissersboten van het begin maken plaats voor rubbervlotten die de oversteek niet aankunnen. Steeds vaker treffen de vissers in zee de opgezwollen lichamen aan van verdronken mannen, vrouwen en kinderen (een foto), terwijl het officieel verboden is om ze te helpen – tot ze het niet meer aan willen zien en besluiten om deze mensen te redden en te helpen waar ze kunnen. Het gaat tenslotte om hun zee, mare nostrum, die hen altijd voorspoed gebracht heeft, handel en contacten. Het is een puur schandaal dat de zee nu de dood brengt en daarom varen de vissers in grote getale uit. Onder hen is steeds ook een dokter, aan boord van een der schepen of wachtend in de haven. Want álle vreemdelingen moeten medisch onderzocht worden, gecontroleerd op besmettelijke ziektes. Hetzelfde geldt voor de geborgen doden: ook die worden onderzocht, er moet autopsie worden gepleegd. En dat deed de man die nu voor ons staat, Pietro Bartolo, bijna vijfentwintig jaar lang. Regelmatig hielp hij uitgeputte vrouwen hun baby ter wereld te brengen aan dek van een reddingsboot. Soms zonder instrumenten; voor het doorsnijden van de navelstreng werd de hak van een damesschoen gebruikt, een bosje haren, of een keukenmes (foto’s). Soms lukte het hem om een zwaar onderkoeld, schijndood kind met reanimatie weer tot leven te wekken. Dan weer ontdekte hij in een afgesloten onderdekse bergplaats een stapel zwaar bebloede lijken, van mannen die wanhopig hadden geprobeerd zich met hun nagels te bevrijden.(foto)

Sprakeloos, ademloos luistert een klein internationaal gezelschap van vooral filosofen naar dit verhaal, kijkt mee naar de foto’s en filmpjes, of kan het niet meer aanzien en kijkt weg. Ik ben op een conferentie van het Einstein Forum in het Duitse Potsdam, over het thema Solidariteit. Dit is een klein instituut dat politiek en filosofisch onderzoek met publieke discussie combineert, en geleid wordt door de prominente Amerikaanse filosoof Susan Neiman. De dokter is de vijfde spreker van de dag en tot zijn komst zit ik er met wat gemengde gevoelens: dat komt niet eens omdat ik de enige bezoekende buitenstaander blijk te zijn in een vrij exclusief academisch gezelschap, maar omdat het thema naar mijn smaak te weinig direct wordt neergezet en teveel dient als aanleiding voor puur intellectuele exercities. Ik houd ervan om abstracte begrippen, zoals solidariteit, terug te voeren naar hun concrete betekenis in de praktijk van het dagelijks leven, waarbij lichamen en lichamelijkheid ook een rol spelen. Als dat ‘aardse’ niveau te lang buiten beeld blijft word ik onrustig en opstandig; de verwaarlozing van het lichaam in veel filosofie kan ik niet goed hebben. En er is nog wel meer in de bijeenkomst waar ik moeite mee heb, wat natuurlijk eraan kan liggen dat ik zelf geen volbloed academicus ben, maar een hybride van praktijk en theorie.

Al deze bewaren en dit gemiezemuis worden in één klap weggespoeld door de komst en het optreden van de dokter van Lampedusa. Wat een sterk idee om de man uit te nodigen, wat een pure klap in het gezicht is dit verhaal. En dat effect heeft het op alle aanwezigen. Een directe solidariteit van mensen met andere mensen in nood wordt onomstotelijk voor ons neergelegd. De dokter praat vooral over de vrouwen, – ze zijn allemaal verkracht en op andere manieren misbruikt door de mensensmokkelaars, zegt hij – de kinderen en de pasgeborenen, die het soms zonder moeder moeten stellen. We kijken naar geredden en hun verwondingen. We zien hoe, op honderd meter diepte, verdronkenen uit schepen gehaald worden, of er eenvoudig op de bodem liggen. Bartolo vertelt helder en steeds met emotie, vol waardering voor de mensen die hij redde en bewondering voor de velen die daaraan meehielpen. Een baby is naar hem vernoemd, van een ander kind werd hij peetvader, een van de destijds zwangere vrouwen komt af en toe terug naar het eiland en zoekt hem op. Zijn resolute betrokkenheid is adembenemend. Maar zelf vindt hij wat hij doet niet buitengewoon of heldhaftig; het is normáál. Dit zijn goede mensen, zegt hij, ze willen werken, ze willen een bestaan opbouwen, het zijn geen terroristen en ze brengen geen ziektes mee; we moeten ze toelaten en helpen. Ook is het geen invasie, zoals vaak gezegd wordt: honderdtachtigduizend mensen in vijfentwintig jaar via Lampedusa (en de meesten daarvan zijn bij hem langsgekomen), wat is dat op enkele honderden miljoenen Europeanen? Hij noemt nog de vergrijzing in Europa en het tekort aan arbeidskrachten als argumenten om hen te verwelkomen. We moeten overgaan tot het instellen van ‘menselijke corridors’, vindt hij. Maar ten eerste gaat het hier om iets veel fundamentelers: het recht op leven. Na afloop staat het gezelschap academici spontaan op en klapt langdurig voor de man van de praktijk, uiterst ongebruikelijk op zulke conferenties.

Bartolo’s handelen is een perfecte illustratie van wat Rousseau ooit onze tweede primaire drijfveer noemde (de eerste is zelfbehoud), namelijk dat we ‘een ingeboren afkeer hebben om een soortgenoot te zien lijden’. De solidariteit die eruit voortkomt is een puur natuurlijke en lichamelijke, die vooraf gaat aan alle overwegingen en gedachten. De dokter en zijn vissers hebben ervoor gekozen naar deze drijfveer te luisteren. Later sta ik buiten met een jonge Amerikaanse filosoof die de volgende dag een paper zal presenteren. Hij vraagt zich af of dat nog zin heeft, na dit verhaal. ‘It puts us to shame’, zegt hij en ik denk dat veel aanwezigen zich zo voelen. Het lijkt onmogelijk om überhaupt nog verder te theoretiseren over solidariteit (des te mooier dat het een Amerikaanse antiracisme-trainer toch lukt, met weer een praktisch verhaal).

Maar terug naar de dokter, die sinds enkele jaren met deze lezing op tournee is langs scholen en zaaltjes dwars door Europa. Doet hij dat ook wel eens op regeringsniveau, vraag ik, want dat lijkt me erg zinvol; veel overtuigender dan dit verslag uit de eerste hand kan eigenlijk niet. Bijvoorbeeld in Nederland, waar de regeringsformatie precies op dit punt is stukgelopen? Tot mijn verrassing is hij er net geweest, sprak voor een gezelschap met onder meer de ‘jonge, nieuwe minister-president’. Huh, was hij bij Rutte? En die was het met hem ééns? Zou er dan toch schot komen in het grote politieke pijnpunt van de vluchtelingen en de migratie? Eventjes zie ik een sprookje voor me opdoemen. Dan blijkt dat hij Jesse Klaver bedoelt – en de gewone wereld met zijn gepolariseerde verhoudingen keert terug. Zelf is de dokter trouwens ook niet erg optimistisch: hij praat al vijfentwintig jaar over wat er gebeurt in de zee rondom zijn eiland. Eerst in tv-interviews, nu met lezingen en via de bekroonde documentaire Fuocoammare, die hem volgde in zijn dagelijks werk – het heeft niets uitgemaakt, zegt hij, er is niets veranderd, de mensen verdrinken nog steeds.

Hoe is het mogelijk? vraag je je af. We hebben die ingeboren afkeer, ja, maar we hebben ook goed geleerd om er niet naar te luisteren.

 

Zie ook: www.einsteinforum.de
Fuocoammare (Vuur op zee, 2016) van Gianfranco Rosi won de Gouden Beer op het filmfestival van Berlijn 2016.