My life was saved by rock ’n roll

geplaatst in: de jaren '70, Muziek, Popzinnen | 0

(24 dec. 2016) Omdat er dit jaar zoveel grote pophelden gestorven zijn (er is een nuchtere verklaring: veel popmuzikanten behoren tot de generatie van in of vlak na de oorlog, de babyboomers; en die is langzamerhand aan de beurt, opschuivend in de rij die staat te wachten voor het grote sterven) en we hen dan zo intensief herdenken, terugkijken, naar ze terugverlangen en ons respect betuigen (volkomen terecht) en het verlies pas goed lijken te voelen als de persoon in kwestie er zelf niet meer is, (zoals Joni Mitchell al zong: ‘Don’t it always seem to go/ that you don’t know what you’ve got till it’s gone’) – wil ik het nu maar eens radicaal omdraaien. Aan het eind van dit grote popsterfjaar ga ik mijn muziekrespect betuigen aan mijn nog levende pophelden. Dat wordt een lange lijst. Beetje saai misschien, maar wat moet dat moet.

Bob Dylan allereerst. In zoveel stadia van zijn ellenlange carrière. Boven de partijen, voortrekker, stem van een generatie, meesterlijke liedjesschrijver. En nu dan ook nog officieel literair bekroond, terechter kan het niet in een historisch popjaar.

En dan Keith Richards, spil van mijn favoriete band. Piraat, dwarskop, rolmodel voor alle jongens die ‘ik ben lekker stout’ tot motto hebben. Op de voet gevolgd door Mick en de andere Stones. Houd vol, jongens, ga door alsjeblieft en speel bij het volgende concert nog één keer Can’t you hear me knocking in de lange versie. En ook nog dank voor de surprise van het jaar: een nieuwe, lekkere, vitale Stones-CD. Tanx!

En Paul McCartney natuurlijk, veel te lang verdacht gemaakt als watje naast de revolutionaire Lennon – wat een melodieschrijver, wat een rocker en ballademaker, en wat een prachtig voorbeeld van hoe je oud kan worden als opgewekte jongen.

Niet dat ik denk dat de levende popgoden dit zelf onder ogen zullen krijgen, daar gaat het niet om. Het is gewoon belangrijk om ze eens openlijk te waarderen nu ze er nog zijn. Zoals het belangrijk is om tegen je geliefden te zeggen dat je van ze houdt – en daarmee niet te wachten tot ze er niet meer zijn. Of niet meer bij jou zijn. Nu doen, meteen! Sta op en loop naar de geliefde(n) toe,  stuur eventueel een sms-je.

Simon en Garfunkel zijn op tv: ze staan te zingen op een nagebouwd dak, het decor van hun live concert in Central Park, 1981. Klassieke liedjes vol melancholie en verbazing over de schoonheid en tegenslagen van het leven. Hoe moeten we Paul Simon bedanken voor het bedenken en componeren van al die songs. Nummers die ons ontroerd hebben, opgevrolijkt, de weg gewezen of gewoon gesteund op een lastig moment. En oké, Garfunkel ook een beetje, omdat hij heeft meegezongen. Maar vooral de kleine, intussen oud geworden Paul Simon die ik dit jaar nog live zag en die zijn eigen catalogus nog steeds goed kan zingen (anders dan Dylan), daarbij soms een dansje maakt en schooljongensachtig de gitaar als ritmisch wapen inzet in het fantastische Me and Julio down by the schoolyard.

Ik buig voor Joe Jackson, grote songschrijver die ervan houdt zijn publiek te verwarren, maar nu weer liedjes maakt. En Sting natuurlijk, die er ook het nodige van kan, er altijd zo sterk uitziet en zulke fantastische muzikanten om zich heen verzamelt. Bruce Springsteen natuurlijk. Van Morrison, die nooit lacht, toch bedankt. De twee jongens van Steely Dan, die vroeger nooit wilden optreden. Neil Young niet te vergeten, Carlos Santana, Peter Hammill van Vander Graaf Generator – van al deze nog steeds levende grootheden heb ik de platen grijsgedraaid, CD’s en mp3’s uitgewoond, meermalen concerten bezocht, en allen beluister ik nog steeds. Jongens (het zijn wel erg veel jongens bij elkaar, maar zo is het nu eenmaal) bedankt allemaal, werkelijk!

Van mijn oude helden van de Soft Machine leven alleen ex-drummer Robert Wyatt en kluizenaar-pianist Mike Ratledge nog. Ooit wilde ik een documentaire over ze maken en schreef ze een brief (dat deed je toen), dus die heb ik al expliciet bedankt. En Dr. John, Peter Frampton, Robbie Robertson, Joe Walsh; als ik mijn lijst bijna-vergeten doorloop ben ik voortdurend benauwd dat er al weer eentje tussenuit gepeerd is. Bryan Ferry, David Byrne, de heren van Yes en Roxy, zijn ze er nog wel allemaal? Nou ja, het is wel duidelijk zo.

En dan is er natuurlijk Lou Reed. Om toch maar één overledene te noemen. Want hij schreef deze zinnen:

     Giny said, when she was just fifteen years, nothing happened at all.

     Every time she turned on the radio, there was nothing going down at all

     Then one time she puts on a New York station

     and she couldn’t believe what she heard at all

    She started dancing to that fine fine music,

    Oeh, her life was saved by rock and roll.*

Daarmee beschreef hij mij als adolescent. Als vijftienjarige scholier, verwikkeld in een ware oorlog met een strenge vader en een hèm steunende moeder, lag ik die nog altijd vroeg naar bed moest uren wakker in mijn bed en draaide aan de knoppen van een oude radio die op z’n zachtst stond. Ontdekking zou ongetwijfeld straf betekenen, mogelijk slaag. Maar daar waren de radiostations – heetten ze radio Caroline, radio Luxemburg? – die de nieuwste muziek uitzonden. Daar kwamen de Steve Millerband en Emerson, Lake en Palmer (twee ervan dit jaar gestorven) tevoorschijn, als redders met stoere, geheimzinnige namen die prachtige klanken brachten naar de slaapkamer van een diep ongelukkige jongen die alleen maar wilde opgroeien en het huis uitlopen op weg naar de vrijheid waar deze muziek een voorproefje van was. Er was een wereld out there die me riep en die me steunde, rond middernacht in het gehate ouderlijk huis. En het hielp. My life was saved by rock and roll.

Beste Bob, Keith, Paul, Joe, (Lou) en de hele rest van het stel dat mijn leven gevuld heeft met gevoel en betekenis: wat een geluk om met jullie te zijn opgegroeid, wat een geluk nog steeds jullie tijdgenoot te zijn.

  • Althans, zo hoorde ik de tekst. Van Lou Reeds grijsgedraaide album Rock ’n roll animal.

PS: De komende tijd gaan deze stukjes wat minder regelmatig verschijnen. Ik schrijf een nieuw boek, over de filosofische kant van de jamsessie, en dat vraagt even alle aandacht. Alvast mijn beste wensen en tot in het nieuwe jaar!